
Aartje van den Brink (1921 - 2010)
Een van de allermooiste locaties in Putten is het buurtschap Gerven. Het conserverende beheer van jonkers, Jan van Haersma de With en zijn opvolger, zijn neef, Frits van Schimmelpenninck, heeft daartoe zeker bijgedragen. In de bossen op Gerven woonde jarenlang de bekende jachtopziener teunis van den brink met zijn gezin. Hij was beter bekend onder de naam Teunis van Gagelwijk, genoemd naar de woning waar ze woonden. Het adres was Gerven F 5. De hele mannelijk tak van de familie Van den Brink was jachtopziener en het waren echte natuurmensen. Hij was getrouwd met Aaltje van den Bosch en ze kregen drie kinderen: Aartje (1921), Jannie (1923) en Evert (1926).
Ze woonden er prachtig, maar naar hedendaagse maatstaven wel erg primitief, want er was geen stromend water en elektriciteit. Met een pomp en gas- of olielamp moesten ze zich behelpen. Op Gerven was weinig bebouwing en het gebied bestond grotendeels uit bossen, heiden en woeste gronden. Ook waren er enige ‘flessen’, oude waterpoelen, die in het verleden dienst deden als wasplaatsen voor de schapen, voordat ze geschoren werden. Plassen als het Moordgat, Leimgat en Egelsgat liggen daar verscholen. De lagere schooltijd bracht Aartje door op de Huinerschool. Ze was een goede leerling en haalde hoge cijfers. Na acht jaar, er was zelfs een zevende en achtste leerjaar, ging ze met 14 jaar al werken. Verder studeren was in die tijd slechts voor weinigen weggelegd. Ze ging werken bij de plaatselijke notaris D.H.C. Neervoort aan de Stationsstraat.
Op 10 mei 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit en een paar dagen later vluchtten de koninklijke familie en de regering naar Londen. De Duitse bezetting brak aan en zou vijf jaar duren. Veel Nederlanders pasten bij de gewijzigde omstandigheden aan en probeerden zo goed en zo kwaad als het ging te overleven. Zo niet de familie Van den Brink. Het stille en afgelegen Gerven leende zich goed om onder te duiken. Er opereerden zeker drie verzetsgroepen op het eind van de oorlog. De belangrijkste groep was van Herman Gelderman, de dansleraar uit Apeldoorn. Ook een verzetsgroep van de LO/LKP (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers/Landelijke Knokploegen)uit Rotterdam was er actief. Ze eisten de prachtige boerderij De Veldhoef van Hendrik en Trijntje Timmer op, de verre buren van jachtopziener Teus van den Brink, als onderkomen. Regelmatig werden er in het buitengebied, vooral aan de Hevelschutterweg, wapendroppingen voor het verzet uitgevoerd door de geallieerden. De Rotterdammers opereerden dan vanuit de boerderij De Veldhoef. Ook een verzetsgroep uit Barneveld van Jan van de Broek haalde daar de gedropte wapens op. De wapendroppingen vonden altijd plaats in het holst van de nacht. Droppingszones werden met behulp van fakkels uitgezet door het verzet. Behalve verzetsmensen verbleven er ook onderduikers, die niet in het kader van de Arbeitseinsatz tewerkgesteld wilden worden in Duitsland. Zelfs Joodse landgenoten zaten op Gagelwijk en De Veldhoef. Er waren ook hutten ,waar ze als er gevaar dreigde, ondergronds konden gaan. Aartje en haar zuster Jannie verzorgden o.a. een Joods gezin, van wie de vrouw zwanger raakte en extra verzorging nodig had. Er moest voor al die mensen gezorgd worden. Dat gebeurde vaak op Gagelwijk door de vrouwen, moeder Van den Brink, Aartje en Jannie. Jongeren, ondergedoken op de Veldhoef trokken overdag graag naar Gagelwijk, een kleine kilometer verderop, vooral door de aanwezigheid van de knappe dochters van Teus en Aaltje. Zoon Evert sloot zich al gauw bij de verzetsgroep van Gelderman aan, maar ook Aartje werd, zonder dat haar ouders het wisten, gevraagd om koerierster te worden, omdat ze ondernemend was en absoluut niet bang. Per fiets bracht ze berichten over naar Apeldoorn en het bleef niet bij boodschappen, vaak uit het hoofd geleerd, maar ook brieven en zelfs wapens. Zo moest ze in de zomer van 1944 weer voor ‘de dansleraar’, Herman Gelderman, met een geleende fiets, een met luchtbanden, naar Apeldoorn. Een afstand van zeker dertig kilometer. Op de terugweg, met in de koffer een aantal handwapens, werd ze bij restaurant Zondag in Garderen aangehouden door Duitse soldaten. Haar fiets werd gevorderd, maar de koffer gelukkig niet en ook geen controle op de inhoud. Omdat ze voor spertijd thuis wilde zijn, na 20.00 uur mocht je zonder toestemming van het gezag niet buiten zijn, besloot ze te gaan liften. Al spoedig stopte er een Duitse legerauto en de soldaten wilden haar graag een lift geven. De Duitsers waren op weg naar Amsterdam. Ze boden haar een plaats aan in de cabine en de bijrijder moest plaatsnemen op het brede spatbord. Met de koffer op schoot reden ze door naar Voorthuizen. Daar stapte ze uit en wist bij bekenden een fiets te lenen en vervolgens ging ze opgelucht naar Gagelwijk. Lang zweeg ze over deze gebeurtenissen, maar als het 4 en 5 mei was, dan kwamen al die oorlogsherinneringen weer naar boven. In het najaar van 2004 had ik met haar en haar zuster Jannie in Putten een lang interview en beiden vertelden vrijuit over die periode. Tegen de haar kinderen had ze het ook vaak over een zekere Chris Ketel, die ze in het verzet had leren kennen. Hij was lid van Rotterdamse verzetsgroep van de LO/LKP. Chris Ketel werd door de Duitsers op de schietbaan in Rotterdam op 4 november 1944 geëxecuteerd en werd later herbegraven in Zwolle. Aan hem had Aartje beloofd, dat als hij de oorlog niet zou overleven, zij bloemen op zijn graf zou leggen. Ze hield woord, want na de oorlog ging ze met haar zuster Jannie, die in de oorlog met haar plaatsgenoot Jan van Stormbroek getrouwd was, naar zijn graf in Zwolle. De begraafplaats bleek echter gesloten, maar ondernemend als ze waren, werd er een ladder geregeld om over het hek te klimmen om zo toch de bloemen op het graf van hun verzetsvriend te leggen.
Enige jaren na de bevrijding, in 1948, trad Aartje in het huwelijk met Edo Westerink uit Harderwijk. De eerste jaren van hun huwelijk woonden ze apart, omdat er een grote woningnood was kort na de oorlog, door al de vernielingen ten gevolge van oorlogshandelingen. Ze vond werk op ’s Heerenloo in Ermelo in de keuken, waar ze kookte voor de patiënten en het personeel. In het gezin Westerink werden twee kinderen geboren: Rita (1952) en Ton (1954). Met het gezin woonden ze in de zomer in het CJV-kamp (Christelijke Jongeren Vereniging) in Hulshorst. Ze vond het geweldig om, al was het tijdelijk, in de bossen te wonen. Dat deed haar denken aan haar jeugd op Gagelwijk. De kampgasten en de staf smulden van de heerlijke maaltijden die ze bereidde. Ook op buitenlandse reizen met de jongeren kookte ze graag. Toen de kinderen op de middelbare school zaten ging Aartje werken als hoofd van de huishouding op de Huishoudschool in Harderwijk, waar haar man ook werkzaam was. Tot hun pensioen werkten ze daar met veel voldoening. Met het gezin werden mooie reizen naar het buitenland gemaakt. Ze bleef lang heel energiek en ging heel lang door met het beoefenen van haar lievelingssporten tennissen, volleybal en zwemmen. Bovendien was ze heel creatief en die gave kon ze onder meer uitleven in een andere hobby, het tuinieren. Voor de hervormde kerk in haar stad bezorgden zij en haar man fruitbakjes aan kerkleden op hun verjaardag, als ze ouder dan 70 jaar waren. Verder liep ze vele jaren met de collectebus voor het Protestants Interkerkelijk Thuisfront. Met haar man maakte ze nog vele reizen, maar in 1997 overleed hij en dertien jaar later stierf ook Aartje Westerink - Van den Brink op 8 januari 2010 in Harderwijk.
Bronnen:
- Interview van mij met Aartje Westerink en Jannie van Stormbroek, 8 oktober 2004, Putten
- Jaarverslag 2005 van de Stichting Oktober 44, artikel van E.H. de Graaf ‘Teunis van Gagelwijk: jachtopziener in Gerven’
- Het grote gebod, 2 delen over de geschiedenis van de LO/LKP, Kampen, 1979
- Levensbericht van de kinderen van Aartje, mail van 7 juli 2019
E.H. de Graaf