Aartje Simon
Aartjen (“Aartje”) Simon werd geboren aan de Postweg. Na haar lagere school ging ze werken op het christelijke vakantieoord “De instuif” in Veenhuizerveld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd dit een plek waar verzetsmensen ongezien bij elkaar konden komen. Ook Aartjen werd actief binnen het verzet. Als koerierster speelde ze een belangrijke rol bij het verspreiden van berichten tussen de verschillende verzetsgroepen op de Veluwe. Aartjen overleefde de oorlog, maar stierf desondanks jong: ze verdronk op 27-jarige leeftijd in de Noordzee tijdens een uitstapje naar Texel.
In het gezin van Christiaan Johan Simon, die gehuwd was met Aartjen Luttikhuizen, werd op 2 oktober 1924 Aartjen geboren. Haar wieg stond aan de Postweg 10 en ze was het negende en jongste kind in het gezin Simon. Zij kreeg de naam van haar moeder. Haar vader was de eigenaar van een zaal aan het begin van de Postweg, waar nu de Jumbo staat. In die zaal werden veel feesten en partijen gegeven en er werd gedanst en er werden zelfs films vertoond. Voor velen in Putten waren deze activiteiten in die tijd een doorn in het oog. Kort na de oorlog heeft de Hervormde Gemeente het complex gekocht en werd het een kerkelijk centrum met de naam ‘Rehoboth’.
Vader Simon moest niets hebben van de Duitsers en nog minder van de NSB’ers, die in zijn ogen echte landverraders waren. Met name kreeg hij grote problemen met Piet Goedvree, een van de leiders van de NSB in Putten. Goedvree loerde op verzetsmensen en ondergedoken Joden in onze gemeente. Toen de April/Mei-staking in 1943 uitbrak als protest tegen de tewerkstelling van Nederlanders in Duitsland, trad de Duitse bezetter keihard op. Er werd met scherp geschoten op stakende arbeiders en er werden gijzelaars gevangengenomen, om eventueel als strafmaatregel geëxecuteerd te worden. Ook in Putten moest er van de Duitse bezetter een lijst van 10 inwoners uit Putten opgesteld worden, die als gijzelaar gearresteerd zouden worden. Piet Goedvree belastte zich maar al te graag met deze taak en op de lijst stond als eerste genoteerd Chris Simon. Ook de kunstschilder J. Bezaan en de latere auteur Tj. Wouters van het gedenkboek ‘Opdat het nageslacht het wete’, stonden op de bewuste lijst. Ze werden op 2 mei 1943 gearresteerd en zaten tot 12 juni 1943 vast in Vught.
Aartjen ging na de lagereschooltijd werken. Ze kwam terecht op “De Instuif’, een christelijk vakantieoord aan de Bato’s-weg in Veenhuizerveld. De beheerder Evert de Jong nam haar in dienst en liet haar in de keuken werken en de vakantiehuisjes schoonmaken. Later betrok hij haar al gauw bij het verzetswerk. ‘De Instuif’ werd een plaats waar verzetsmensen ongemerkt bijeen konden komen en plannen konden maken voor aanslagen op de spoorlijn Amersfoort – Zwolle en op Duitse soldaten. De gewestelijk commandant Berend Dijkman belegde op ‘De Instuif’ op 23 september 1944, bijna een week na het begin van de Slag om Arnhem, een grote vergadering van het verzet, de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS). Meer dan honderd mannen kwamen daar bijeen en ze hadden het doldrieste plan om de Duitsers in de rug aan te vallen. Doordat een wapendropping niet doorging, werd deze ‘aanval’ afgeblazen. Maar goed ook, want de Slag om Arnhem draaide uit op een groot fiasco voor de geallieerden. Het werd de enige nederlaag voor hen in de Tweede Wereldoorlog. De jonge Aartjen Simon werd gevraagd als koerierster dienst te doen. Haar taak was om in opdracht van Berend Dijkman (Piet van de Veluwe) uit Ermelo berichten over te brengen naar ‘De Instuif’, waar Evert de Jong de leiding had. Op de fiets bezocht ze ook Nol Burger in Garderen, die een verzetsgroep leidde.
Na 23 september 1944 werd het hoofdkwartier van het verzet verplaatst naar de Enny’s Hoeve aan de Hunnenweg. In de bossen, op de grens met de gemeente Barneveld, op het terrein van de familie Pouw, stond een eenzame boerderij, de uitvalbasis van een groep verzetsmannen onder leiding van Albert Witvoet. Het was Aartjen Simon die met een bericht van Berend Dijkman eind september arriveerde op de Enny’s Hoeve. De verzetsgroep kreeg de order om Duitse ordonnansen, koeriers en stafauto’s te overvallen, om achter de plannen van de Duitse legerleiding te komen en die vervolgens door te spelen naar de Geallieerden en ook om verwarring te stichten achter de Duitse linies. Op de Enny’s Hoeve werden de plannen beraamd voor de aanslag op een auto van de Wehrmacht. Helaas mislukte deze slecht voorbereide aanslag met alle noodlottige gevolgen van dien voor Putten. Daar werd in het holst in de nacht van 1 oktober 1944 de zwaargewonde Frans Slotboom binnen gebracht. Hij was bij de aanslag door een kogel, hoogstwaarschijnlijk van een van de verzetsmensen, getroffen en overleed er ter plekke. Het was Aartjen Simon die Frans Slotboom op het laatst bijstond en toen hij overleden was, moest afleggen. In een interview met een medewerker van het NIOD verklaarde ze: ‘Het was een kogel van Witvoet die Frans door zijn bastje kreeg’.
Na de arrestatie van Dijkman op 14 november 1944 in Ermelo bij bakker Drost, overvielen een maand later op 13 december 1944 fanatieke Belgische SD’ers op Drie de bunker van het verzet, vlak bij het huis van de familie Born. Abraham Born was voorwerker bij Staatsbosbeheer en woonde met zijn gezin in een dienstwoning op Drie. Daar, vlak bij de woning, hadden twee verzetsmannen, Hermann Leus, de marconist, en Corneille du Corbier, de hulpmarconist, een zender geïnstalleerd in de bunker, een ondergrondse hut. Ze maakten gebruik van de houten brandtoren, die normaal als uitkijk werd gebruikt bij het signaleren van bosbranden, maar door de verzetsmensen werd benut om daar de antenne van de zender te plaatsen. Na het middageten gingen de twee marconisten en zoon Jannes Born naar de bunker om de accu op te laden. Ze liepen in de val die door de SD was opgezet. Drie wrede Belgische SD’ers speelden een hoofdrol in dit drama op Drie. Ze hadden Berend Dijkman, de commandant van het verzet, zover gekregen dat hij na zijn arrestatie een Judasrol ging vervullen. Hij wilde de verzetsmensen in handen spelen van de Duitsers, om zo zijn eigen leven te redden. Zo leidde hij de SD’ers naar de zender op Drie. Jannes Born werd op de vlucht neergeschoten, maar leefde nog wel een paar uur. Ook Corneille de Corbier, schuilnaam Sjaak, werd neergeschoten en Herman Leus gaf zich over. In het huis van de familie Born hoorde men schoten en direct ging zoon Willy Born op de fiets naar de bunker en ook hij werd gevangen genomen. Hij werd vastgebonden aan een boom waar hij moest toezien hoe zijn broer Jannes stierf. Jannes liet men dood achter, liggend op de bosweg, waar hij van woensdag tot zondag gelegen heeft als afschrikwekkend voorbeeld wat je zou kunnen overkomen als je je bij het verzet aansloot. Nog diezelfde dag werden bij het huis van de familie Born de volgende mensen gearresteerd en in eerste instantie in de kelder opgesloten: vader en moeder Born, hun zoons Hans, Bram, Willy en Evert. Ook Aartjen Simon, die een koeriersopdracht uitvoerde, bakker J. Dooijenwaard uit Ermelo, mevrouw R. Mulder en Bram Eikenhorst uit Ermelo werden gevangengenomen en gedeporteerd naar de Willem III-kazerne, het hoofdkwartier van de SD in Apeldoorn. Het huis van de familie Born werd vervolgens in de as gelegd. Van de familie Born kwamen naast de doodgeschoten Jannes ook nog zijn vader en zijn broer Evert om in Duitse concentratiekampen, net als bakker Dooijenwaard en Eikenhorst. Hulpmarconist Corneille du Corbier overleed in Apeldoorn en zijn vriend Herman Leus werd uit wraak met 116 andere mannen terechtgesteld op 8 maart 1945 bij de woeste Hoeve na de mislukte aanslag van het verzet op Hanns Albin Rauter, de hoogste SS’er in Nederland.
De volgende dag, 14 december, deed een van de SD’ers Tonny Tonseul zich voor als verzetsman en meldde zich bij het huis van de familie Simon aan de Postweg in Putten. Ook dit adres had Dijkman hen doorgespeeld. Tonseul vroeg of men de verzetsman Piet Oosterbroek wilde waarschuwen, want die moest hij dringend spreken. Bij de familie Simon aangekomen werd hij direct aangehouden. Oosterbroek probeerde nog te ontsnappen, maar werd van dichtbij in zijn rug geschoten. Zijn leven lang is hij als gevolg daarvan invalide gebleven. Later die dag werd er ook een inval gedaan bij de familie Tijssen aan de Garderenseweg. Ook die arrestanten werden afgevoerd naar Apeldoorn. Daar werden de koeriersters op een zeer wrede wijze verhoord door de SD’ers Verhulsdonk en Tonseul. Ook Aartjen Simon onderging die misdadige mishandelingen, om zo van hen de namen van verzetsmensen los te krijgen. Na enige tijd werden ze afgevoerd naar kamp Westerbork.
Op de dag dat kampcommandant A. Gemmeker op de vlucht sloeg voor de naderende geallieerde bevrijders, 11 april 1945, vertrok er een groep van 116 mannen en vrouwen uit het kamp, onder begeleiding van een aantal bewakers. Het werd een barre tocht richting de provincie Groningen. Daar werden ze op 13 april 1945 bevrijd door de Canadezen. Ze werden zelfs direct na hun bevrijding opgezocht door prins Bernhard, die zich met hen liet fotograferen en hen bemoedigend toesprak. Onder de 69 vrouwen bevonden zich maar liefst 14 vrouwen uit Putten. Naast de koeriersters Janny en Henny Tijssen en hun moeder, ook nog de koeriersters Jeanne Bosz en Corrie de Haan. Ook de vrouw van de afzette burgemeester, jonkvrouw C. van Geen - van Holthe tot Echten en haar dochter Lia bevonden zich onder de gevangengenomen vrouwen.
Na de bevrijding keerde Aartjen Simon weer terug naar Putten. Ze was onder meer werkzaam als verpleegster in het Psychiatrisch Ziekenhuis Veldwijk in Ermelo. Ze maakte ook deel uit van de Puttense boerendansers, die in Puttense klederdracht en op klompen optraden. Begeleid door een trekharmonica voerden ze hun klompendansen uit in Putten en ver daarbuiten. Tijdens een uitstapje op 20 juli 1952 naar het eiland Texel verdronk Aartjen in de Noordzee. Een noodlottig einde van een moedige jonge vrouw, die in haar jonge leven heel veel had meegemaakt tijdens de Duitse bezetting van ons land.
Bronnen:
Klaas Friso, Putten 1940 – 1945 Kroniek, Putten, 1990
Madelon de Keizer, Putten. De razzia en de herinnering, Amsterdam, 1998
Veluwse Kroniek, Historisch Maandblad voor Ermelo, Putten en omgeving, juni 1999
Th. A. Boeree, Brief van 3 januari 1950
NIOD, dossier Putten
Evert de Graaf (2019)