zoek bewaard kaart contact

Home verhalen Bevrijdingsjaar 1945: 75 jaar na dato

Bevrijdingsjaar 1945: 75 jaar na dato

De Bevrijdingsvlag van Putten (Stichting Samen Verder)

"De bevrijdingsvlag, ontworpen door de 14-jarige Noortje Urbach valt al op meerdere plaatsen in ons dorp te bewonderen. Het esdoornblad, het symbool van de Canadese vlag staat centraal, met aan weerszijden een hert, het symbool van Putten. Een mooi ontwerp en een eerbetoon aan onze Canadese bevrijders." Aldus Evert de Graaf. De historicus zet uiteen hoe de bevrijding van Putten door de Canadezen verliep.

Periode:
1945
Thema:
Tags:

De strijdende partijen

Na de inval van de nazi’s op 1 september 1939 in Polen verklaarde zowel Engeland als Frankrijk aan Duitsland de oorlog. Omdat de Engelse koning George VI het staatshoofd van Canada was, koos Canada de zijde van Engeland, het moederland. De oorlog tussen aan de enen kant de Geallieerden en aan de andere kant de Asmogendheden (Duitsland en Italië) was begonnen. Het was toen nog een Europese oorlog en nog geen wereldoorlog. Dat werd het na 22 juni 1941, toen Nazi-Duitsland de USSR (Rusland) binnenviel in het kader van ‘Operatie Barbarossa’. In datzelfde jaar, op 7 december 1941 viel Japan, een bondgenoot van Duitsland, onverhoeds de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op Hawï aan. Hitler verklaarde vervolgens op 11 december 1941 ook de oorlog aan de USA, omdat hij solidair wilde zijn met het met het Japanse keizerrijk van Hirohito, omdat ze sinds 27 september 1940 een ‘Driemogendhedenpact’ (Duitsland, Italië en Japan) hadden gesloten.

Het keerpunt in de Tweede Wereldoorlog: De Val van Stalingrad op 2 februari 1943

Canadese troepen werden vooral ingezet voor de bevrijding van Europa. Na het keerpunt in de Tweede Wereldoorlog op 2 februari 1943, de val van Stalingrad, waar het zesde leger van generaal Von Paulus zich moest overgeven aan de Russische soldaten van het Rode leger, ging het bergafwaarts met de Duitsers in Europa. Vanaf 22 juni 1941 hadden de Duitsers een ‘Blitzkrieg’ ontketend. Met een moderne luchtmacht en een geweldige troepenmacht, met de inzet van heel veel tankdivisies, rukten de Duitse troepen snel op. Legergroep Noord viel Leningrad (nu St. Petersburg) aan, Legergroep Midden rukte op naar Moskou en Legergroep Zuid viel Stalingrad aan. Alleen deze stad, genoemd naar de aartsvijand van Hitler, viel in handen van de Duitse troepen. Stalin drong er bij de westelijke geallieerden aan om een tweede front te openen in het West-Europa. Er werd van 1941 tot en met de zomer van 1944 voornamelijk op Russisch grondgebied gevochten: het eerste front.

D-Day: 6 juni 1944

Na een lange voorbereiding begon op 6 juni 1944 de aanval op de Atlantikwall, die liep van Noorwegen tot de grens met Spanje: D-Day (Decision-Day). De leiding bij deze ‘Operation Overlord’ was in handen van generaal Ike Eisenhower. Bij Arromanches werd een waar ‘kunststuk’ verricht: de aanleg van de kunstmatige haven voor de bevoorrading van de aan land gezette troepen. Ook veel Canadezen vochten op de oorlogsstranden van Normandië. De Geallieerden wisten na zware gevechten een doorbraak te forceren in de onneembaar geachte Atlantikwall. Vervolgens wisten ze in een grote run Frankrijk, België en het zuiden van Nederland te bevrijden.

De Slag om Arnhem: 17 t/m 25 september 1944

De geallieerde opmars stokte, toen het gewaagde plan van de Engelse generaal Bernard Montgomery, ‘Operation Market Garden’ mislukte. Zijn plan behelsde om met behulp van Amerikaanse en Britse luchtlandingsdivisies door middel van een verrassingsaanval de bruggen over de Maas, Waal en de Rijn te veroveren, waarna de grondtroepen snel moesten doorstoten naar de veroverde bruggen. Als dat gelukt was zouden ze doorstoten naar het IJsselmeer, zodat de Duitsers in de ‘Vesting Holland’ geïsoleerd werden. Generaal Bernard Montgomery wantrouwde prins Bernhard, omdat hij ‘van Duitse bloede’ was. Prins Bernhard moest als leider van de op 5 september 1944 opgerichte Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS), zo min mogelijk betrokken worden bij de aanvalsplannen van de Geallieerden. Market Garden hield in, dat de V 1 en V 2-installaties onschadelijk gemaakt worden, die een voortdurende bedreiging vormden voor de Engelse steden, zoals Londen. Als dat gelukt was, zouden de geallieerde troepen zeer snel vanuit het bevrijde zuiden van Nederland om de Siegfriedlinie, die van Nederland tot Zwitserland liep, heentrekken en het Ruhrgebied bezetten, om de Duitse oorlogsindustrie uit te schakelen. Daarna zouden ze zeer snel oprukken naar de Noord-Duitse laagvlakte, om eerder in Berlijn te zijn dan de Russen. Het liep helaas anders dan gepland. De ‘Slag om Arnhem’ werd verloren, de brug over de Rijn bleek ‘een brug te ver’.

Gevolgen van de mislukte Slag om Arnhem:

  • De Spoorwegstaking van 17 september 1944: geen voedseltransporten meer naar het westen van ons land, omdat SeyssInquart ook de binnenvaart een verbod oplegde.
  • De Hongerwinter, met ruim 20.000 doden
  • De razzia van Putten: de nazi’s wilden een ‘daad van afschrikking’ stellen
  • Geallieerde leiders, met name Montgomery, lieten Nederland ‘links’ liggen. De prioriteit van de geallieerden was de verovering van de bruggen over de Rijn in Duitsland om het Rijnland te veroveren en het verzet van de nazi’s te breken: Het Rijnlandoffensief, met o.a. ‘Operation Veritable’. Aan beide kanten werden zware verliezen geleden.

Bevrijding van West-Nederland: Operation Cannonshot

Het duurde tot april 1945 voordat geallieerde troepen en vooral de Canadezen de opdracht kregen de plannen van september 1944 te realiseren. Vanuit het oosten van ons land zouden de Canadese troepen, tanks en infanteristen, de IJssel oversteken. ‘Operation Cannonshot’ werd de codenaam voor deze militaire operatie, die de verovering van Zutphen en Deventer inhield en bij Wilp de brug over de IJssel in handen moest zien te krijgen, voordat die door de Duitsers zou worden opgeblazen. Op 11 april 1945 werd de aanval ’s nachts ingezet, zowel bij Wilp als Gorssel. Ook vijf genie-compagnieën boden hun onmisbare hulp met het realiseren van een pontonbrug om het zware materieel te kunnen overzetten. De Duitsers boden heftig tegenstand. Zij verloren vele doden, maar ook de Canadezen betreurden 19 doden tijdens de gevechten bij Wilp.

Verzet

Vanuit Engeland ontving het verzet, de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS), de opdracht dat ze belangrijke bruggen moesten beschermen, zodat die niet konden worden opgeblazen en zo de opmars van de geallieerde troepen zou bemoeilijken. Zo wist de verzetsman Gijs Numan via onderhandelingen met de achtergebleven Duitse troepen in Apeldoorn de Deventerbrug over het Apeldoornse kanaal in zijn woonplaats te bewaren voor vernieling. Kort na de bevrijding werd de verzetsman G.J. Numan (Grote Gijs) waarnemend burgemeester van Putten op verzoek van koningin Wilhelmina. Hij nam die functie waar voor de in maart 1944 gearresteerde burgemeester jhr. M. L. van Geen die ook werd afgevoerd naar KZ Neuengamme. Numan was van mei 1945 tot met eind januari 1946 burgemeester van ons dorp.

Operation Keystone

Op 3 april 1945 werd tijdens een uitzending van de BBC een codebericht uitgezonden: ‘Luister naar het geluid van de golven’. Dat bericht betekende dat de verzetsgroep van Jan van den Broek zich gereed moest houden voor een dropping op de Appelse hei. De zes parachutisten hadden de taak contact op te nemen met het verzet en een drietal droppingszones (DZ’s) uit te zoeken, die geschikt waren om nog meer parachutisten en kleine jeeps af te werpen. Die konden dan ingezet worden voor de bescherming en verdediging van de bruggen, die intact moesten blijven voor een snelle geallieerde opmars. Het verzet koos voor droppingszones bij Epe, een terrein bij Uddel en aan de Hevelschutterweg in Putten. Op 11 april 1945 werden er 17 parachutisten en 10 containers met wapens gedropt op de Appelse hei, bij de Hevelschutterweg. De codenaam van het DZ (droppingzone) daar was: Napier. Commandant van het SAS-team was captain R.J. Holland. Ook twee Hollanders maakten deel uit van dat team: de sergeants W.F. van Beek en A. Kuypers. Het ‘ontvangstcomité’ bestond uit verzetsmannen van de groep van Jan van den Broek en de verzetsgroep van Berend Veenendaal (‘Groep Beer’) uit Appel, een buurtschap tussen Putten en Nijkerk. Het waren speciale agenten van SAS (Special Army Service), die achter de Duitse linies moesten opereren. Helaas konden er door omstandigheden geen jeeps afgeworpen worden, zodat de SAS-manschappen gedwongen waren op Gerven te blijven. Ze sliepen op in een schaapskooi van Hendrik en Trientje Timmer op de Veldhoef. Tijdens noodlottige acties, kwamen drie van de SAS-agenten om in Putten. In de nacht van 14 op 15 april 1945 vond er een ernstig incident plaats in de buurt van Gagelwijk, in het buurtschap Gerven. Tijdens de stikdonkere nacht botsten verzetsmensen van de groep van Jan van den Broek op enige SAS-agenten. In het donker zagen ze niet wie ze voor de loop hadden. Beide groepen dachten van doen te hebben met een Duitse patrouille. Er werd gericht op elkaar geschoten, waarbij de leider Jan van den Broek ernstig gewond raakte. Toch wist hij nog met een laatste krachtinspanning en handgranaat te gooien, waardoor de Engelse soldaat John Keeble dodelijke verwondingen opliep. De zwaargewonde Van den Broek werd na een kort verblijf in een boerderij aan de Woudstee, maar op dringend advies van de opgeroepen huisarts P. T. van der Velde uit Voorthuizen op een paardenwagen afgevoerd naar het noodhospitaal ‘De Schaffelaar’ in Barneveld. Daar overleed Van den Broek nog diezelfde nacht. Het lijk van John Keeble werd de volgende dag gevonden door de jachtopziener Teus van den Brink, beter bekend als ‘Teus van Gagelwijk’. Die waarschuwde de Duitse autoriteiten en Keeble werd overgebracht naar de begraafplaats aan de Engweg en daar ter aarde besteld. Een ander incident vond plaats in de schaapskooi tussen de boerderijen Renselaar en Veldhuizen. De SAS-man M. Tyson, zo luidde het verhaal, zou bij het schoonmaken in de schaapskooi per ongeluk bij het schoonmaken van zijn pistool zichzelf gedood hebben. Jaren geleden kreeg ik het verhaal te horen, van twee bronnen, dat een Joodse jongen, David, die in de buurt in een kippenhok op de boerderij ‘Klein Boeijen’ zat ondergedoken, maar regelmatig te vinden was bij de SAS-mannen in de schaapskooi, dat hij had gevraagd het wapen even te mogen vasthouden. Bij een wel heel ongelukkige manoeuvre doodde hij per ongeluk Tyson. Tijdens de inleidende zware beschietingen die voorafgingen aan de bevrijding van ons dorp, hadden de Canadezen een verkeerd coördinaat ingevoerd. Dezelfde schaapskooi werd toen het doelwit van Canadees mortiervuur. Door een granaatinslag werd A. Edwards gedood. Tyson en Edwards werden later herbegraven op de Engelse erebegraafplaats Jonkerbos in Nijmegen.

Operation (Dutch) Cleanser

Het was op aandringen van onze premier P.S. Gerbrandy, die steun zocht bij de Amerikaanse generaal Eisenhower, om snel het westen van ons land te bevrijden, omdat daar honger werd geleden in de winter van 1944 - 1945. Het doel was via een snelle opmars via Arnhem, Otterlo, Barneveld, Voorthuizen, Putten, Ermelo om op te rukken naar Harderwijk. Zo moest de vluchtroute naar Harderwijk afgesneden worden en de Veluwe ‘opgeschoond’ worden van de Duitsers en Nederlandse SS’ers. De Canadezen moesten de zich terugtrekkende Duitsers beletten om via de haven van Harderwijk uit te wijken naar de ‘Vesting Holland’ (Amsterdam). Via de Afsluitdijk konden de Duitse troepen dan via Friesland en Groningen een vluchtroute openhouden naar het eigen land. Een andere optie voor de vluchtende Duitsers was zich te hergroeperen bij de Grebbelinie, waar een deel van de troepen zich had gelegerd om de oprukkende geallieerde militairen tegen te houden. Ze maakten daarbij dankbaar gebruik van de linies die aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog daar door Nederlandse troepen aangelegd waren. Na de geslaagde oversteek van de IJssel bij Wilp, trokken de Canadezen op naar Arnhem. Deze slag om Arnhem werd gelukkig wel gewonnen en op 16 april 1945 werd het dorp Otterlo ingenomen.

Slag om Otterlo: 16 en 17 april 1945

De Canadese troepen, o.l.v. luitenant-kolonel John McAvity, hadden het dorpscentrum bezet en hun hoofdkwartier was in de dorpskerk. ’s Nachts werden ze onverhoeds aangevallen door ongeveer 800 Duitse soldaten met tanks en vlammenwerpers, die op weg waren naar de Grebbelinie. Hevige gevechten en zware beschietingen volgden in het dorp. Er werd gevochten van straat tot straat en van huis tot huis. De Duitsers verloren ongeveer 300 man en aan Canadese zijde sneuvelden er 50 soldaten. Ook vielen er vier burgerslachtoffers te betreuren. Het wordt wel eens ‘de laatste slag van Nederland’ genoemd. Vervolgens rukten tanks en manschappen op 17 april richting Barneveld. Het waren de volgende onderdelen die op de Veluwe ingezet werden:

  • 8th New Brunswick Hussars
  • The Lord Strathcona’s Horse
  • The British Columbia Dragoons
  • The Irish Regiment of Canada
  • The Westminster Regiment (infanteristen)

Steamer

De Canadese troepen moesten o.a. de weg van Apeldoorn naar Amersfoort zien af te snijden, zodat de vluchtroute van de Duitsers werd afgesneden. Een belangrijk verkeersknooppunt was vlakbij Terschuur, dat nu het Het Ei heet. Er werd heftig tegenstand geboden en op de weg naar Nijkerk stond zwaar geschut opgesteld en er waren roadblocks opgeworpen. De Canadezen van de Lord Strathcona’s Horse bestookten nog wel de Duitsers in Nijkerk. Daarbij vielen ook zeker een twintigtal doden onder de burgerbevolking. Toch besloten de Canadese troepen toen Nijkerk voorlopig links te laten liggen en zich te concentreren op Voorthuizen. Daar boden de restanten van het Duitse leger, bestaande uit reguliere Wehrmachtsoldaten, leden van de Hitlerjugend en Fallschirmjäger veel meer tegenstand dan verwacht. Bij de Prinsenkamp werden zware gevechten geleverd, waarbij oprukkende Canadese tanks veel last hadden van de sloten en soppige weilanden. Er vielen veel doden en gewonden, met name aan Duitse kant en er veel Duitsers gaven zich over en werden krijgsgevangen gemaakt. De Duitsers wilden ten koste van bijna alles de vluchtrouten naar de haven van Harderwijk openhouden. De taaie tegenstand van de nazi’s werd gebroken en aan het begin van de avond begonnen de Canadezen met het beschieten van het centrum van Putten. Het waren gerichte schoten, op de bv. Molenstraat, daar stond de veldkeuken verdekt opgesteld bij de verhuizer Van Beek. Er was daar ook er de nodige munitie opgeslagen. Ook de hoek Dorpsstraat - Achterstraat werd getroffen door het artillerievuur van de Canadezen. De Canadezen wisten dat daar een zendmast stond, die ze wilden uitschakelen. De beschietingen zorgden voor grote consternatie en velen brachten de nacht in de (schuil)kelder door. Gelukkig vielen er bij die zware beschietingen geen slachtoffers.

Bevrijding van Putten: 18 april 1945

 In Putten had de Duitse generaal Johannes Blaskowitz, die later bekend zou worden van de vredesonderhandelingen in Wageningen, zijn tijdelijk hoofdkwartier opgeslagen in ‘Huize Fimulco’ aan de Harderwijkerstraat. In de namiddag van 17 april trokken Canadese tanks op over de Voorthuizerstraat naar Putten. De Duitsers hadden antitankgeschut goed gecamoufleerd tussen de bomen opgesteld. De Voorthuizerstraat en delen van het dorp werden voortdurend beschoten door de Canadezen die hun aanwijzingen kregen van een laag over vliegend verkenningstoestel en vooruitgestuurde verkenners. Huizen werden vernield in het centrum van het dorp, in met name de Dorpsstraat en de Molenstraat. Zo ook het huis van de familie Ahrens aan de Voorthuizerstraat, waarbij Gerard Ahrens, een jonge man, om het leven kwam. Een aantal Canadese tanks liep aan de zuidkant van het dorp, bij de Heihaas, in een hinderlaag. Vier tanks lieten ze ongemoeid passeren, maar vervolgens werden de andere tanks met pantservuisten bestookt. Tijdens die gevechten verloren de 8th New Brunswick Hussars 12 van de 17 tanks. De bemanning van de eerste vier tanks lieten vervolgens hun tanks achter en wisten zich weer bij hun mannen aan te sluiten. Hun tanks werden later op de Vlasakkkers bij Amersfoort teruggevonden. Wel waren ze overgeschilderd in de kleur van de Wehrmacht met een groot Duits ‘kruis’ aan de zijkanten. Tijdens de hevige gevechten verloren de volgende vier Canadezen het leven:

John Wakula, John Wallace, Frederick Waters en Charles Pewtress .

Ze behoorden tot het Westminster Regiment en werden voorlopig daar ter plekke begraven. Later zijn ze herbegraven op het militaire ereveld in Groesbeek.

Op 18 april 1945 volgde de triomfantelijke intocht van de Canadezen in ons dorp. De commandant had op 17 april kennis gemaakt met een verzetsman uit Putten, Jan Nijenhuis. Hij was lid van Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten en was onderwijzer op de school Papiermakerstraat, nu de Bij de Bronschool. Tijdens de oorlog was hij een tijdlang ondergedoken bij een tante in Hilversum. Hij had daar o.a. een L.O.-cursus Engels gevolgd. Meester Nijenhuis bood zijn hulp als tolk aan bij de commandant J. McAvity. Gezeten op de eerste tank trok hij met de bevrijders het dorp binnen. Binnen de kortste keren waren zeer veel mensen op de been en klommen op de tanks van onze bevrijders. Er werd gezongen en gedanst en iemand wist zelfs de Nederlandse vlag uit de toren van de Oude Kerk te steken. Bij de katholieke kerk meldde zich een drietal Canadese officieren om de bevrijding van Putten officieel te bevestigen bij de geestelijke, pater Bollinger. Ze lieten een korte boodschap achter: ‘18th April 1945 Putten (Veluwe). The day of our liberation by the Canadian Army.’ Vervolgens de drie handtekeningen, helaas onleesbaar, maar van pater Bollinger is duidelijk te lezen: ‘wnd. Past. Missie Afrika 27/3/44 tot 18/4/45.’

Tragisch ongeval

Vlak bij de Oude Kerk deed zich nog een tragisch ongeval voor. Tijdens hun intocht deelden de Canadezen kauwgum van het merk Wrigley en repen chocolade uit. De Canadees Robert Ashton wilde nog wat pakken in de tank en raakte per ongeluk de trekker van zijn wapen, dat op scherp stond en opeens afging. Een aantal kogels vlogen in het rond en twee vrouwen werden getroffen door de rondvliegende kogels. Mevrouw D.C. Bedijn (67) en Akke Schotanus (21) werden dodelijk getroffen en een derde vrouw werd gewond. Een zeldzaam trieste gebeurtenis, die een domper legde op de feestvreugde. Robert Ashton, vervuld van een groot schuldgevoel, liet elk jaar op 18 april op zijn kosten bloemen leggen op het graf van mevrouw Bedijn. Dat deed hij op het laatst in 1994. Akke Schotanus werd al gauw herbegraven in Friesland. De bevrijders bleven maar korte tijd in het dorp. Ze moesten verder, want ze moesten hun karwei afmaken, de Zuiderzeestraat, in Putten de Nijkerkerstraat, moest afgesloten worden, zodat de vluchtende Duitse soldaten niet meer Ermelo en Harderwijk konden bereiken.

Strijd in Steenenkamer

De Canadese tanks trokken in een hoog tempo op naar Steenenkamer, om door te stoten naar het IJsselmeer, zodat ook die vluchtroute over de zeedijk afgesloten kon worden. In Steenenkamer. Op de hoek van de Stenenkamerseweg en Waterweg ontbrandde nog een hevig gevecht. Duitsers die zich verschanst hadden achter een aantal boerderijen, vielen met pantservuisten, grote handgranaten met een lange steel, de naderende tanks aan. De Canadezen vuurden vele granaten af op die boerderijen, waarbij zeker 11 boerderijen zwaar vernield werden. De meeste bewoners hadden een goed heenkomen gezocht. Ze zochting dekking in kelders, of zelf aangelegde schuilkelders, in de grond uitgegraven en met balken en aarde verstevigd. Bij die zware beschietingen raakte Willempje van Wyncoop in paniek en vluchtte uit de schuilkelder naar buiten en werd door een kogel dodelijk getroffen. Op de Voordijk, langs het IJsselmeer, liep het jonge gezin van de familie Mondfrans uit Nijkerk. Het gezin was op de vlucht voor de zware beschietingen op hun stad. Mondfrans en zijn vrouw liepen met een kinderwagen met twee kleine kinderen, een jongetje en een meisje op de zeedijk. Ze werden totaal verrast en werden beiden dodelijk getroffen door rondvliegende granaatscherven. Wonder boven wonder overleefde de twee peuters dit verschrikkelijk voorval. Wel werd het jongetje getroffen door een granaatsplinter in zijn been, waardoor hij zijn verdere leven invalide bleef. Het was kapitein Snell die op die dag om 10.30 uur als eerste de kust van het IJsselmeer wist te bereiken, maar het was zijn majoor Hoskin, die zijn teen in het koude water stak en zei: ‘Not because I needed it, but just for the record.’ Dat had moeten gebeuren tijdens ‘Operatie Market Garden’, maar zeven maanden later pas werd de opdracht met succes uitgevoerd.

Canadezenplein

Ondertussen werd er wel degelijk feest gevierd tijdens en na de bevrijding van Putten. Ook in de grote tent die de Canadezen hadden opgeslagen in het Putterbos, op het zogenaamde ‘Canadezenplein’. Dat lag dicht bij de Garderenseweg, daar waar de Wilhelminalaan, Emmalaan en Julianalaan bij elkaar komen. Gezien deze namen een uitgelezen plek voor grote Oranjefeesten! De Canadezen hadden de plek aangewezen gekregen van boswachter Peter Kieft en ze mochten ook bepaalde percelen hout kappen voor hun kachels om er het eten op te bereiden en zich te warmen. In de tent werden zwart-witfilms gedraaid, muziek gemaakt en sigaretten gedeeld met de Puttense jongelui: Sweet Caporal en Player’s bijvoorbeeld. Ook werd er gedanst en geflirt met onze ‘bevrijers’. Toch hing er een grauwsluier over die feesten, vanwege de grote onzekerheid over het lot van de weggevoerde mannen van de razzia. Nog dagen na de bevrijding beschoten de Canadezen bepaalde delen van de bossen aan de oostkant van ons dorp, omdat zich daar Duitse soldaten verschanst hadden. Zelfs vlammenwerpers werden ingezet aan de Oude Prinsenweg. Op 20 april gaven zich nog 20 Duitsers over aan de Canadezen. Een aantal Canadezen bleef achter om het Puttense buitengebied te zuiveren. Ze namen hun intrek op Veluw Hul, de boerderij van de familie Oudemans aan de Garderenseweg. Ook plaatsten de Canadese bevrijders een tweetal ‘petrol points’, opslagplaatsen voor benzine en olie op het landgoed Schovenhorst. Deze opslagplaatsen van de Canadezen bevonden zich aan de Peppelerweg en functioneerden van augustus tot en met november 1945. Duizenden jerrycans lagen hier opgeslagen, bestemd voor het Canadese leger, dat op de westelijke flank van de Veluwe gelegerd was. Landgoedeigenaar dr. Th. C. Oudemans noemde dat later ‘het Canadezenbos’. De Duitsers hadden in de laatste fase van de oorlog veel munitie opgeslagen in het bos bij Veluw Hul. Op 12 mei 1945 begonnen de Canadezen met het opruimen van het Duitse wapentuig. Er lagen duizenden handgranaten, bommen en pantservuisten en ander oorlogstuig. Alles werd vakkundig opgestapeld en toegedekt met zuurstofcilinders. Vervolgens werd een grote lading trotyl aangebracht om het wapentuig te vernietigen. Door het barsten van de zuurstofcilinders ontstond er zo’n grote luchtdruk, dat de beginnende brand werd uitgeblazen en Koudhoorn en Garderen voor een grote ramp werden behoed. Later werden de restanten van het wapentuig afgevoerd. 

Bevrijding Ermelo en Harderwijk: 18 april 1945

De Canadezen kregen in Putten te horen dat ze hun opmars naar Ermelo en Harderwijk moesten vervolgen. In Ermelo kwam de eerste van de Lord Strathcona’s Horse met Robert Greene aan boord Ermelo binnenrijden bij ’t Weitje. Het was heel rustig, geen mens te zien, maar binnen enkele minuten waren er honderden mensen uitgelopen en werd er uitgelaten feest gevierd. Robert Greene, die het Wilhelmus uit zijn hoofd had geleerd, ging op zijn tank staan en hief ons volkslied aan, dat luidkeels werd meegezongen door enthousiaste Ermeloërs. In de loop van de middag arriveerden meerdere Canadese eenheden in Ermelo: The Irish Regiment of Canada, Cape Breton Highlanders en de Horse Guards. Zelfs een groep doedelzakspelers ‘Pipes and drums’ zorgden voor een echte feeststemming bij de muziektent op en rond ’t Weitje. Er hoefde geen schot gelost te worden, want de Duitsers hadden de aftocht in Ermelo geblazen, op een klein aantal soldaten na, die zich ophielden in het ziekenhuis Salem. Zij gaven zich zonder slag of stoot over aan de Canadezen.  De geplande opmars naar de haven van Harderwijk verliep traag, omdat de tanks zich zeer voorzichtig een weg moesten banen door de juichende mensenmassa. Dat gebeurde ook in Tonsel.  Bovendien hadden de terugtrekkende Duitse soldaten wegversperringen aangelegd, door bomen om te hakken, die over de Harderwijkerweg lagen. Met behulp van bulldozers werden die versperringen gauw aan de kant geschoven. De Puttense verzetsman Jan Nijenhuis had de Canadese commandant John McAvity meegedeeld, dat het verzet om bepaalde plekken langs de route naar Harderwijk wachtposten had uitgezet, die hem zouden informeren over de mogelijke aanwezigheid van Duitse troepen. Een telefoontje van Jan Nijenhuis vanuit het gemeentehuis in Ermelo om de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in Harderwijk, Marinus Baars, aan de lijn te krijgen, lukte niet. Het was de verzetsman Henk Roebers uit Ermelo die hulp aanbood. McAvity had aan zijn manschappen opgedragen om Harderwijk en vooral de haven te beschieten om de nog aanwezige Duitsers te verjagen en uit te schakelen. Roebers vroeg of hij op zijn fiets snel naar Harderwijk kon rijden om contact te zoeken met commandant Baars. Dit werd hem toegestaan en hij slaagde erin contact te leggen met Baars. Die sprong zelf op de fiets en reed de oprukkende tanks van McAvity tegemoet. Hij kreeg de Canadese commandant te spreken en kon hem vertellen dat er nog maar weinig soldaten in Harderwijk waren. Baars vroeg toestemming om zelf contact op te nemen met de commandant van de laatste aanwezige Duitse soldaten in zijn stad. Baars wilde hem overhalen zich over te geven, zodat de binnenstad niet beschoten hoefde te worden. De Harderwijkse verzetsman meldde zich na enige tijd weer bij McAvity en vertelde hem, dat de Duitsers zich niet wensten over te geven aan Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, maar wel aan de Canadezen. Kort tevoren had een verkenningsvliegtuig van de RAF laag over Harderwijk gevlogen. Vanaf de grond was de piloot nog bestookt door de laatste Duitse troepen. Via de boordradio kon hij zijn bevindingen doorgeven aan de Canadezen op de grond. Er gingen geruchten dat een twee Duitse marineschepen nog het plan hadden de Harderwijkse vissersvloot uit te schakelen, maar daar kwamen ze niet meer aan toe. Met Baars voorop de eerste tank reden de Canadese Shermantanks de stad binnen, naar de Strandboulevard. Dat gebeurde omstreeks 16.45 uur op 18 april 1945. Op dat moment probeerden drie vissersboten met Duitse soldaten nog de haven uit te komen en uit te wijken. Een van de boten werd vanaf de wal tot zinken gebracht met een welgemikt schot, waarna de twee andere boten terugkeerden naar de haven. De aan boord zijnde Duitsers, ongeveer een twintig manschappen, werden vervolgens gevangengenomen. Tegen 18.00 uur arriveerde de commandant van de Lord Strathcona’s Horse John McAvity bij het stadhuis in het centrum. De vlag kon uit en ook in Harderwijk barstte vervolgens het feest los en werden de Canadezen als helden ingehaald.

Conclusie

De bevrijding van Nederland liet extra lang op zich wachten na de geallieerde nederlaag tijdens de Slag om Arnhem, september 1944. Generaal B. Montgomery vond Nederland boven de grote rivieren minder belangrijk dan de verovering van het Ruhrgebied en de Noord-Duitse laagvlakte. Pas in april 1945, op aandrang van premier Gerbrandy bij generaal Eisenhower, werd besloten ook de rest van ons land te bevrijden, omdat er in de hongerwinter 1944 - 1945 veel slachtoffers waren gevallen. De Canadezen kregen de opdracht ons land te bevrijden van de nazi’s. De Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, kortweg ‘het verzet’ werd slechts zijdelings betrokken bij de bevrijding van ons land. Met wapendroppings en het opvangen van SAS-agenten werd de hulp van het lokale verzet wel ingeroepen. Tijdens de snelle opmars werd er ook gebruik gemaakt van individuele verzetsmensen als Jan Nijenhuis, Henk Roebers en Marinus Baars. Het waren de Canadezen die Nederland na vijf jaar wisten te bevrijden van het juk van de nazi’s. Ook de Engelsen en de Amerikanen speelden een zeer grote rol bij de bevrijding van West-Europa. We zijn aan deze bevrijders grote dank verschuldigd, ook nog na 75 jaar.

Bronnen

  • Dr. Th. C. Oudemans, Jaren van spanning. Schovenhorst in de jaren 1944 en 1945, Putten, 1948
  • Hen Bollen en Paul Vroemen, Canadezen in actie, Amsterdam, 1995.
  • J.B. Kleberg, Van Napels tot Harderwijk De geschiedenis van het Lord Strathcona Regiment tijdens WO II, Nijkerk, 1995
  • Klaas Friso, Putten 1940 - 1945 Kroniek, Barneveld, 1990
  • Herman Bouw, Oorlog en Ermelo, Ermelo, 1995
  • Een bijzondere bijlage van Schilder’s Nieuwsblad/Ermelo’s Nieuwsblad. Ter gelegenheid van de herdenking van de bevrijding in 1945, april 1985
  • Eigen archiefonderzoek op het NIOD in Amsterdam, Dossier Putten 257
  • Interviews met de ooggetuige van de gevechten, Jan Bennemeer, een evacué uit Arnhem, die als 14-jarig jongetje met zijn ouders en zuster bij de familie Van Beek aan de Voorthuizerstraat introkken, schuin tegenover de Heihaas, waar de gevechten plaatsvonden.
  • Wim Knoppert, een Putter en ooggetuige, die als 14-jarig jongetje bevriend was met Jan Bennemeer.
  • Interviews in het verleden met kinderen van Dr. Th. C. Oudemans en Jan Nijenhuis.

 

Evert de Graaf, april 2020

                                                                                                                                                                                               

Canadees bezoek aan Putten:

1982: Ted Hammersley (Westminster Regiment) en zijn vrouw bezoeken Putten. Ontvangen op het gemeentehuis door burgemeester A.J. Berkhout

1995: Ontvangst van veel Canadese bevrijders t.g.v. de 50-jarige bevrijding, o.a. Len Welch.

1997: Len Welch (Westminster Regiment) en vrouw, broer van Waters en zijn vrouw.

2000: Horace Blakely en Douc Flint

2005: Hunter Dunn (8th New Brunswick Hussars)

Andere relevante verhalen

©2018 - Verhaal van Putten is een initiatief van de gemeente Putten

Disclaimer | Privacyverklaring

Ontwerp: INZPIRE Communicatie | Webdevelopment: Haagen Internet

Deze site gebruikt cookies

Accepteren

Bekijk ons privacy-beleid.