Opoe Timmer
“Als ik aan Trientje Timmer denk, denk ik aan haar als onze, van mijn zussen en mijzelf, opoe. Geboren als Trijntje Doppenberg op 26 juli 1890 en overleden op 12 augustus 1993. Onze andere grootmoeder noemden we Oma Druijff.
Mijn inbreng vanmiddag bestaat uit het delen van de persoonlijke herinneringen die ik aan haar heb. Andere bijzonderheden, en dan vooral over waarom deze straat nu zo heet; over haar en opa Timmer, horen jullie van haar achterkleindochter Annet, ingebracht door Gerrit Middelbeek, ook hier aanwezig. En veel informatie is er in diverse boeken over Putten en plaatselijke sites van de gemeente te vinden.
Ik denk dan aan alle momenten dat ik thee bij opoe en op Timmer dronk uit de ketel op de kachel, die daar ‘s morgens opgezet werd totdat ze naar bed gingen. Je kunt je ongeveer voorstellen hoe die smaakte om 4 uur ’s middags na schooltijd.
Ik denk dan aan de verhuizing van opa en opoe rond 1960 van de Veldhoef naar de Veldwijkweg. Met paard en wagen, met daarop het dressoir, stoelen en matrassen, voor zover ik me herinner als 5/6-jarige.
Ik denk aan de ontelbare ritjes op mijn fietsje naar de Veldwijkweg over de zandwegen binnendoor, door de Kelder, zoals dat modderige weggetje genoemd werd.
Ik denk dan aan de lange zwarte kleren die ze altijd droeg, de Veluwse klederdracht (mutsen voor door-de-week en voor de zondag). Met ergens in één van die onderrokken een zak met haar knip waaruit ik een gulden kreeg als ik met mijn rapport langs kwam. Logisch dat we van de Huinerschool eerst als een haas naar opoe fietsten en dan pas naar huis op de Veldhoef! Maar….voorwaarde was wel dat er een 10 voor het Psalmversje stond, anders volgde er een preek van opa!
Ik denk aan de pomp buiten, die ze stug bleef gebruiken voor alles, zoals groente wassen en de afwas. Ook nadat er binnen een aanrecht was gekomen met stromend water uit de kraan. Dat deed je toch niet, want dan werd de boel maar vies binnen.
Ik denk aan opoe zoals ze tot op hoge leeftijd achter de naaimachine zat, doorgaans zonder bril. Werkelijk alles werd versteld en opgelapt, je doet een kapot laken niet zomaar weg. Toen mijn moeder het huisje uitruimde omdat ze naar Elim ging, vond ze de nieuwe lakens achter in een kast, nooit gebruikt. De rest bestond alleen uit aan elkaar genaaide stukken. Hoezo zuunig….
Ik denk aan haar toen ze naar Elim ging zo net voor haar 100e, want ja…. Als ze het nu niet deed, wanneer dan wel, zo zei ze, nadat ze er goed over had nagedacht.
Ik denk aan haar als trouw lid van de Kerkkrans van de Zuiderkerk. Elk jaar kocht ze voor ons als kleinkinderen sokken pannenlappen en een schort. Nu 45 tot 50 jaar later heb ik nog steeds één van haar schorten. Ik ben wel door de voorraad heen nu.
Ik denk aan hoe ze vertelde dat ze met een buurvrouw op de fiets naar Nijkerk ging omdat daar de notaris of dokter een auto reed. Dat wilden ze dan wel eens zien. Ze was graag op pad, op visite of zomaar ergens heen. Volgens ingewijden hebben de kleindochters dit gen van haar geërfd.
Ik denk aan haar reactie toen ze al bejaard met ons gezin meeging naar de kust bij Julianadorp en ze voor t eerst van haar leven het strand en de zee zag. Ze raakte er niet over uitgepraat.
Ik ben naar haar en opa vernoemd en elk jaar op mijn verjaardag, 2 oktober, sprak ze de woorden: “och, kiend, kiend dat nu weer 2 oktober is en jie weer joarig bin op deze dag.” Als kind begreep ik niet waar ze het over had, later besefte ik uiteraard hoe gevoelig deze datum bij haar en opa lag.
Het is slechts een selectie van wat spontaan naar boven kwam in mijn eigen herinneringen. Anderen bewaren heel andere herinneringen aan haar. Ik vind het een hele eer dat onze opoe nu een straatnaambordje heeft in Putten, waar ze een tijdje de oudste inwoonster van het dorp was.
Heel veel dank aan Gerrit Middelbeek, die zich altijd zo geïnteresseerd heeft in het oorlogsverleden van zijn vader, Evert. Zo leven de verhalen voort in onze en volgende geslachten."
Geschreven en voorgedragen door Trijnie Druijff, kleindochter en naamgenote van Trijntje (‘Trientje’) Timmer.
‘Het komt weer als mosterd na de maaltijd’
Evert Middelbeek en de andere leden van de verzetsgroep horen deze slagzin via Radio Oranje uit de illegale radio komen. Dit is voor hen het teken dat ze zich moeten voorbereiden op de komst van het vliegtuig vannacht.
De Verzetsmensen zijn al enkele dagen in afwachting van dit bericht. Ze verblijven op de boerderij Veldhoef in Gerven van de familie Timmer. Weliswaar ligt de boerderij heel afgelegen in het buitengebied tussen Voorthuizen en Putten, maar de familie Timmer is toch altijd op hun hoede voor het gevaar van ontdekking van de onderduikers die op Veldhoef verblijven. Vader Hendrik, moeder Trijntje en dochter Jannetje weten wat het is om rekening te houden met de gevaarlijke situatie op Veldhoef. De aanwezigheid van de Knokploeg uit Apeldoorn maakt de situatie echter nog wel een stuk moeilijker.
Het is de nacht van 30 september op 1 oktober 1944 als de slagzin “Het komt weer als mosterd na de maaltijd” uit de radio komt. Even later neemt de groep posities in op het droppingsveld YEW, iets ten zuidwesten van de boerderij ‘Veldhoef’ van de familie Timmer. Het is een drukke nacht. Uit de richting van Arnhem, waar operatie Market Garden nog steeds in volle gang is, komen veel lichtflitsen van het afweergeschut en klinkt regelmatig het zware gebrom van de grote transportvliegtuigen van de geallieerde Luchtmacht.
Dan, het is rond 11 uur in de avond, zien de verzetsmensen het vliegtuig over het droppingsveld scheren. Kennelijk is de piloot ergens van geschrokken want hij volgt niet de standaardprocedure, maar gooit volkomen ongeregeld zijn hele vracht van 24 containers in 1 keer uit de buik van zijn toestel. Ver van het droppingsveld vallen de containers als zwarte druppels uit de lucht. De verzetsmensen rennen in de richting waar de containers terecht zijn gekomen en zien dat er zelfs 1 door het dak van ‘Veldhoef’ is gevallen. De boerin, Trijntje Timmer staat al te gebaren buiten en roept: “Jongens, Jongens….. komt ‘r noe toch uns kiek’n, wat steet daor noe toch bie mien op de delle? Het liekt wel een bomme….”
Langzamerhand krijgt de familie Timmer die nacht in de gaten voor welk een gevaarlijke operatie de verzetsmensen op hun boerderij ingekwartierd zijn. Zwaarbewapend, met de stenguns op hun rug, worden alle containers met wapens en sabotagematerialen rond Veldhoef verzameld. Er zijn er zelfs een aantal containers in de lucht kapotgeslagen waardoor de inhoud over een groot gebied verspreid ligt. Tegen zonsopgang, na een lange nacht ploeteren, lijkt de klus geklaard en gunnen de verzetsmensen zich een moment van rust. Ze doen zich te goed aan het eten en drinken dat door Trijntje en haar dochter Jannetje is verzorgd en proberen wat te slapen.
Al snel blijkt dat de rust maar van korte duur is. Naarmate het lichter wordt verschijnen er steeds meer vluchtelingen uit Putten rond Veldhoef. Het blijkt dat er in deze zelfde nacht, hemelsbreed enkele kilometers van het droppingsveld, een aanslag is gepleegd op een Duitse patrouille. De Duitse bezetter kamt het dorp en haar omgeving uit en komt ook steeds dichter bij Veldhoef in de buurt waar de gevaarlijke vracht, inmiddels op een vrachtwagen geladen, staat te wachten voor transport.
Voor de familie Timmer, vader Hendrik, moeder Trijntje en dochter Jannetje was de spanning die dagen vrijwel niet te beschrijven. Zouden de Duitse bezetters ook naar Veldhoef komen? Moesten ze maatregelen nemen? Er zaten nog een aantal onderduikers in en om Veldhoef, die dan onherroepelijk gevaar liepen. Maar ook zij zelf zouden in geval van ontdekking natuurlijk op represailles moeten rekenen.
In de loop van zondag en maandag tekende zich de ramp af die zich over het dorp Putten zou voltrekken. Er vonden razzia’s plaats in het dorp, maar ook in de omgeving. De mannen uit het dorp werden samengedreven. Vele boerderijen werden in brand gestoken. Ook bij de familie Timmer kwamen berichten door dat Veldhoef niet gespaard zou blijven. Gelukkig bleek al snel dat de vreselijke represailles van de Duitse bezetter Veldhoef niet zouden treffen. Trijntje en Hendrik konden opgelucht ademhalen en hebben gelukkig de bevrijding ongeschonden meegemaakt.
Dit geldt ook Evert Middelbeek, één van de verzetsmensen die bij de familie Timmer ingekwartierd was ten tijde van de fatale wapendropping in de nacht van de ‘de aanslag bij Oldenallerbrug’. Nadat de verzetsgroep de gedropte wapens in veiligheid heeft gebracht keerden zij terug naar hun onderduik in de buurt van Garderen. Daar zijn zij, kijkend in de richting van Putten, getuige geweest van de verschrikkingen die de bezetter het eens zo vredige dorp Putten en haar inwoners heeft aangedaan. Natuurlijk met gemengde gevoelens, maar toch sterkte het de jongens in hun overtuiging van de noodzaak de strijd tegen de bezetter voort te zetten.
Na de bevrijding is er een jarenlange vriendschappelijke band gegroeid tussen de families Timmer en Middelbeek, later door de familie Druijff toen dochter Jannetje Timmer met haar man Jan Druijff het werk op de boerderij voortzette. Van beide kanten is deze vriendschap zeer gewaardeerd. Evert Middelbeek bezocht met zijn gezin vaak Veldhoef, ging er kamperen met zijn kinderen en ging terug naar de plaatsen van de droppings waar hij zulke spannende momenten had doorgebracht tijdens de oorlog.
Nu staan we op een plaats waar de dappere Trientje Timmer geëerd wordt. Onder andere haar standvastig optreden tijdens de bezetting in de jaren ’40-‘45 liggen hier – terecht - aan ten grondslag.
Geschreven door Gerrit Middelbeek, op 29 september 2021 voorgedragen door Annet van Riel, achterkleindochter van Trientje Timmer.