Mevrouw Dommerhold - Posthouwer © Lian van der Zon
Mevrouw Dommerhold-Posthouwer (1925) had altijd schik. En dat heeft ze nu nog. Haar hele leven is zij al opgewekt. Ongerechtigheden: daar gaat ze op af. Dan is ze in de oppositie. “Want ik zie wel dingen die niet deugen, maar daar ga ik niet over zitten praten, ik pak meteen de koe bij de hoorns” vertelt ze zelf. Zo ook tijdens de razzia van Putten. Mevrouw Dommerhold-Posthouwer was toen bijna 19 jaar.
“Op een dag waren mijn vader, moeder en twee zussen naar de kerk. Ik was alleen thuis met mijn broer Peet. Die lag op bed. En ik zat zo uit het keukenraam te kijken naar de Nijkerkerstraat en dacht: ‘verdorie, allemaal Duitse wagens’. Dus ik gauw naar boven en zei: ‘Peet, kom eens kijken voor het dakraam. Daar klopt iets niet, dat zouden best razzia wezen’. Peet trok gauw zijn kleren aan en ging zijn vriend waarschuwen. Samen doken ze onder in de wasserij van de buren op de Stationsstraat.
Baggerschoenen met modder
Later kwam er een jonge Duitse soldaat het land doorlopen. Hij had van die grote baggerschoenen aan. Die zaten helemaal onder de modder. En dan liep hij over van die papieren matten die je in de oorlog had. Dus ik zei tegen hem: ‘moet je eens kijken! Wat kom je doen, met je poten over die papieren mat?’ Dus eerst zijn schoenen uit. Toen heeft hij het hele huis doorzocht, hij kon niks vinden. Maar hij ging geen stap uit de weg, stond daar de hele dag.
Zomaar een grap
Nou, toen kwam de buurvrouw. Ze moest naar binnen want er moest een laken uitgehangen worden, maar ze had de voordeur dichtgetrokken en had geen sleutel. Toen zei ik tegen die mof: ‘daar op het balkonnetje ligt een ladder, bij die buren’. En hij keek me aan en hij zette zijn geweer tegen de afvoerpijp. En hij klauterde naar boven. Ik pakte het geweer: voor de grap. Maar hij sprong zo van het balkon naar beneden. Met het geweer op zijn schouder ging hij opnieuw naar boven en haalde de trap naar beneden. Via het open slaapkamerraam klauterde ik toen naar binnen en maakte de voordeur van de buurvrouw los. Het was weer opgelost.
Schießen?
Maar toen ging de soldaat naar het varkenshok. Hij zag een hele stapel rang van gerooide aardappels liggen. ‘Schießen? zei hij. Daar kon iemand onder liggen natuurlijk, of weet ik wat. Dus ik zei ‘nou, je schießen maar hoor’, maar niet wetende dat daar de machinist van de melkfabriek onder zat. En toen deed hij het natuurlijk niet.
Ik had niet in de gaten dat het zo ernstig was
Op een gegeven moment gingen we op straat kijken want er kwamen wel veertig, vijftig jongens voorbij. Ik zag de broer van mijn vriendin erbij lopen, gewoon in zijn hemdje. Ik zei: ‘heb je geen jas bij je? Ik zal even een jack halen van mijn vader’. Dus ik hol terug naar het huis, we hadden nogal een lange oprit. En toen riep de Duitse soldaat dat ik moest terugkomen. ‘Nee, ik moet even een jas halen’ riep ik en liep door. Ik had niet in de gaten dat het zo ernstig was.
Warmte in de bedstede
Daarna kwam er nog een mof van het dorp af fietsen. Die was boos op die soldaat die al de hele middag bij ons stond. Ze begonnen elkaar uit te schelden en ze moesten doorlopen. Die andere Duitser ging ook het huis nakijken. Ik had eten gekookt en de pannen moesten warm blijven voor als mijn ouders terugkwamen van de kerk. Dus ik had die pannen boven in de bedstede gedaan. Die Duitser ging met zijn handen om het bed heen en die voelde warmte. Hij deed de deurtjes dicht, knipoogde en bleef voor de deuren staan. ‘Hier is alles goed’ zei hij. ‘Alles gecontroleerd’. Daar zat niemand, maar die man dacht dat er wat zat.
Ik lachte gewoon vrolijk
Wij moesten toen allemaal naar de kerk. De hele buurt zag je zo achter elkaar aanlopen. Alleen de buren aan de overkant die hoefden niet, want die waren te oud. We kwamen bij de kerk en toen werd het interessant. De kerk was vol. Ik zag mijn moeder zitten met mijn zussen en daar ging ik zitten. Ik lachte gewoon vrolijk. Mijn moeder zei: ‘Je moet niet lachen want ze schieten je hartstikke dood’. Toen we naar huis mochten was het wel eng. Onderweg stonden een en al van die geweren. Ging je de hoek om, stonden ze opgesteld met mitrailleurs.
Zal dit mijn eindje wezen?
De volgende morgen moesten we weer om half 9 in de kerk terug zijn. Dat hebben we weer gedaan. We moesten vertellen wie het gedaan had, al die overvallen. Nou, niemand natuurlijk. Diegene die wat gezien hadden die zeiden toch niks, die waren er niet. Die waren allang ondergedoken. Later ben ik wel achter gekomen wie het geweest zijn, hoor, ik was ook niet helemaal achterlijk. Toen we de kerk uit mochten, holde ik naar buiten. Alle mannen die stonden opgesteld werden afgevoerd. En Putten werd verbrand. We hoorden Engelse vliegtuigen heel laag overvliegen. Ik dacht: ‘nu gaan ze bommen gooien’. Toen heb ik hem zitten knijpen, dat mag je best weten. Ik dacht: ‘dit kan mijn eindje wel eens wezen.’
Varkens en geiten
Maar we hebben ook gelachen toen we naar huis holden. Want varkens, geiten, alles liep mee. De mensen lieten die stallen gewoon los. Hier op de hoek bij de Brinkstraat, daar liep een varken in de hoek. Die was bang van al dat gehol en geschreeuw van de mensen. Toen we thuis waren hebben we onze spulletjes opgehaald, want om vier uur werd alles in brand gestoken…”
Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Grietje Dommerhold-Posthouwer is geschreven door Lian van der Zon, op basis van een oral history-interview, afgenomen in mei 2018.