Willibrord en Bonifatius
Tegen het eind van de zevende eeuw vestigt de Frankische vorst Pepijn II zijn macht in onze streken. Daardoor kunnen Willibrord en de zijnen en vervolgens Bonifatius structureel werken aan de bekering van deze gebieden. Rond 750 is de Veluwe grotendeels tot het Christendom is overgegaan, al dan niet oppervlakkig.
Liudger
Een verdergaande verdieping van de missionering vindt later door Liudger plaats. Hij begint zijn missioneringwerk in 774, eerst in het gebied rond Deventer en vanaf 777 in de eigenlijke Friese landen. Vanaf 793 wordt hij ingezet voor de missionering onder de Saksen die toen juist door Karel de Grote onderworpen waren. Vanwege de onrust in hun gebied werkt hij vanuit Werden aan de Ruhr. Daar sticht hij een Benedictijner proosdij met kerk en school. Ten onrechte wordt van Werden vaak gesproken als over een klooster. Omdat het dus eigenlijk een proosdij was werden de Werdense goederen op de West-Veluwe ‘proostgoederen‘ genoemd.
Schenkingsoorkonden
Bij zijn tochten door Noord-Nederland en naar Utrecht moet hij vaak de Veluwe hebben doorkruist en daar goede relaties hebben opgebouwd met de lokale heersende klasse. Dat kon hij vanwege zijn eigen Friese adellijke afkomst. Dit blijkt uit de schenkingsoorkonden die bewaard zijn gebleven waarin Liudger en zijn proosdij te Werden met goederen zijn begiftigd.
Dit verhaal is onderdeel van de canon van Putten. Het volgende venster is hier te vinden.