zoek bewaard kaart contact

Home verhalen De Dames Tijssen

De Dames Tijssen

Jans Tijssen(1899-1971), Janny Tijssen (1919-1996), Henny Tijssen (1927-1997)

Ontmoeting met prins Bernard. 3e van links: moeder Jans; 5e van links: dochter Henny; 7e van links: dochter Janny.

Achterzijde van de foto

Het gezin Tijssen-Tomassen was in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw in Putten bekend vanwege hun handel in petroleum. Vader Gerrit trok met paard en wagen langs de huizen. Na zijn dood in 1938 werd de zaak voortgezet door zijn vrouw Jannetje (Jans) en de kinderen Janny, Henk en Henny. Om wat bij te verdienen werd ook een stenen schuur verbouwd tot pension voor toeristen. Tijdens de oorlog werden moeder en dochters (de Dames) Tijssen betrokken bij het verzetswerk. Hun huis was niet alleen een onderduikadres voor Joden, maar ook een ontmoetingsplek van verzetsmensen. De deur van mevrouw Tijssen stond altijd voor hen open. Dochter Janny verrichtte ook koerierswerk. Als gevolg van hun verzetsdaden moesten zij boeten met een maandenlange opsluiting, o.a. in Kamp Westerbork.

Periode:
1899-1997
Thema:
Tags:

Ons dorp Putten was aan het begin van de 20e eeuw een agrarische gemeenschap. Kort na de Eerste Wereldoorlog telde Putten ongeveer 6500 inwoners. Verreweg de meeste inwoners waren werkzaam in de landbouw en de veeteelt. Ook in de bosbouw, op het landgoed Schovenhorst en Groot Spriel waren tientallen bosarbeiders werkzaam. Er was een kleine middenstand en een van die middenstanders, tegenwoordig ZZP’ers genoemd, was petroleumboer Gerrit Tijssen. Kort na afloop van de Eerste Wereldoorlog, die aan Nederland voorbijging, was hij in 1919 getrouwd met Jannetje (Jans) Tomassen. Gerrit Tijssen trok met paard en wagen de boer op om peterolie aan zijn klanten te verkopen. Elektriciteit kende men amper in Putten. De huizen en boerderijen werden verlicht met gas- en olielampen. De meeste kachels werden gestookt op kolen of hout, maar er werden ook al kachels op olie gestookt. De huismoeders kookten hun eten op petroleumstelletjes in de keuken en waren dus aangewezen op de leveranties van peterolie. Ook stromend water was er niet. Het water haalde men uit de pomp, die in de keuken stond, maar vaak ook nog buiten. Emmers vol met water moesten er gepompt worden voor de maaltijden, de was en de ‘grote wasbeurt’ op zaterdag in een grote teil.

 

In het gezin Tijssen werden drie kinderen geboren: Janny (1919), Henk (1926) en Henny (1927). Vader en moeder Tijssen hadden in 1924 aan de Garderenseweg 10, tegenwoordig 4, een vrijstaand huis laten bouwen. De kinderen werden al gauw betrokken bij het werk van hun vader. Na het doorlopen van de lagere school moesten ze bijspringen. Op de fiets vervoerden ze de petroleum in bussen naar de klanten. Ook verafgelegen boerderijen in het grote buitengebied van Putten moesten bediend worden. Juist in de crisisjaren 30 werd het gezin Tijssen getroffen door een zware tegenslag. Na een kort ziekbed overleed Gerrit Tijssen op 43-jarige leeftijd. Moeder Tijssen zette de zaak voort met behulp van haar kinderen. Ook besloot ze kamers in huis te gaan verhuren en een grote stenen schuur achter het huis te verbouwen tot vakantieverblijf om als bijverdienste pensiongasten te kunnen ontvangen.

 

Begin jaren 20 kwam er al een klein aantal toeristen naar het landelijke Putten, voor de gezonde boslucht. Mensen met geld lieten een vakantiehuisje bouwen in de bossen, mensen met minder geld huurden een kamer in een van de Puttense pensions. Vaak werden de kamers verhuurd aan gasten uit de grote steden. Een van die gasten in het pension van mevrouw Tijssen was de in die tijd al beroemde Nola Hatterman uit Amsterdam. Zij was zowel filmactrice als beeldend kunstenaar. Ze schilderde graag donkergekleurde Surinaamse mannen. Een zekere David poseerde ook wel eens voor haar in Putten. Als hij door ons dorp liep, baarde dat natuurlijk opzien. Een andere bekende kunstenaar was Henk Henriët, ook uit Amsterdam. Hij en zijn vrouw Tonia Sluijter waren geziene gasten van de familie Tijssen. Het was een flamboyant stel, dat ook nog enige tijd in de bossen tussen Putten en Garderen woonde.

 

De oorlogsdreiging hing na het aan de macht komen van Hitler op 30 januari 1933 al lange tijd in de lucht. Op vrijdag 10 mei 1940 was het zover. Zonder voorafgaande oorlogsverklaring vielen de nazi’s ons land binnen. De koninklijke familie en de regering konden nog bijtijds uitwijken naar Londen. Na het verwoestende bombardement op Rotterdam op 14 mei, moest generaal G.H. Winkelman de capitulatie ondertekenen. In het begin van de oorlog werden we nog redelijk behandeld. ‘De fluwelen handschoen’ werd echter na de Februari-staking van 1941 uitgetrokken. De nazi’s lieten hun ware gezicht zien. De eerste slachtoffers daarvan waren onze Joodse landgenoten. Ook begonnen zich al de eerste verzetsgroepen te vormen. Het waren vooral de communisten in Amsterdam die het voortouw namen. Een van hen was de kunstenaar Henk Henriët. Bij de volgende stakingen in ons land, de April/Mei-staking van 1943 en de Spoorwegstaking van september 1944, traden de Duitse bezetters steeds harder en wreder op. Dat leidde tot een toeloop naar het verzet. Met de in ons dorp wonende Piet Oosterbroek, ook een communist, maar een sympathieke man, had de familie Tijssen een goed contact. Regelmatig bezocht hij hun huis, vooral ook voor de bekende kunstenaars die er waren.

 

Het was Oosterbroek die in 1944 de familie Tijssen benaderde of zij wellicht koerierswerk wilden verrichten. Tijdens bijeenkomsten aan de Garderenseweg 10 zorgde moeder Tijssen voor de koffie en thee en als het nodig was ook voor eten. Ze had gelukkig een grote moestuin. Geroepen door hun plichtsgevoel en ook de christelijke plicht je naasten lief te hebben, besloten ze hun medewerking aan de verzetsgroep te geven. Meisjes konden veel beter ingezet worden voor het overbrengen van berichten dan mannen. Vooral mannen in de gevaarlijke leeftijd van 17 tot en met 50 jaar konden zo maar opgepakt en afgevoerd worden naar Duitsland om daar tewerkgesteld te worden. Regelmatig moesten er vanuit Ermelo, waar Dijkman (de gewestelijke districtscommandant van het verzet) zat ondergedoken bij bakker Drost, berichten overgebracht worden naar andere verzetsmensen in en rond Putten. Het was deze Berend Dijkman, die de opdracht gaf voor de aanslag op de auto van de Wehrmacht bij de Oldenallerbrug in de nacht van 30 september op 1 oktober 1944. Helaas mislukte de aanslag en dat leidde tot de vergeldingsmaatregel van de Duitsers: de razzia van 1 en 2 oktober 1944. Bij die gebeurtenis wist Dijkman, verzetsnaam ‘Piet van de Veluwe’, nog de dans te ontspringen. Dijkman was de commandant van het gewest VI (Harderwijk). Een aantal weken later was het wel raak. In de vroege ochtend van 15 november 1944 vielen een aantal fanatieke Belgische SD’ers binnen bij bakker Drost. De verzetsman Tonny Ansems was elders gearresteerd en had na zware mishandelingen de naam en het adres van Dijkman prijsgegeven. Na de arrestatie van Dijkman, waarbij het archief van het verzet door de SD’ers was buitgemaakt, werkte hij mee met de vijand om zijn leven te redden. Van verzetsman was hij verrader geworden. Er volgde op de Veluwe een ware arrestatiegolf, die begon bij zijn arrestatie bij bakker Drost. Naast de familie Drost werd ook Janny Tijssen daar gearresteerd. Zij was er voor een opdracht, maar wist zich eruit te redden door zich voor te doen als een klant die brood kwam halen. Weer gingen enige weken voorbij, voordat de SD’ers toesloegen. Ditmaal op Drie, bij de familie Born, die ook bij het verzetswerk betrokken was. Begeleid door Dijkman, overvielen ze op 13 december 1944 de familie Born. Iets verder in het bos, vlak bij de bunker, waar een geheime zender was ondergebracht, werd de jongen Jannes Born op de vlucht doodgeschoten. Zijn ouders en broer Evert en twee verzetsmensen, maar ook twee andere Puttense koeriersters, Aartjen Simon en Corry de Haan werden toen opgepakt. Drie andere zoons van de familie Born gingen vrijuit, omdat ze te jong waren. Vader Born en zijn zoon Evert zijn later gedeporteerd naar Duitsland en daar omgekomen. Een dag later werden door de SD’ers meerdere invallen in ons dorp gedaan. Allereerst bracht Dijkman ze naar het woonadres van de koerierster Aartjen Simon aan de Drieseweg. Met een list wisten ze Piet Oosterbroek daar naartoe te lokken. Toen Oosterbroek probeerde te vluchten werd hij in zijn rug geschoten en overmeesterd. Als gevolg daarvan bleef Oosterbroek de rest van zijn leven invalide. Elders in het dorp werden nog enige leden van het gezin Simon gearresteerd. Nog op dezelfde dag vielen ze binnen aan de Garderenseweg 10. Behalve moeder Tijssen werden ook Henny en Janny, die ze nog herkenden van de inval bij bakker Drost, gearresteerd. Zoon Henk was op dat moment niet thuis en hij ontsprong de dans. Ook de toevallig aanwezige Henk Henriët, op hongertocht met zijn 14-jarige zoon, viel in de handen van deze fanatieke Belgen, net als een commensaal en de melkboer Steven van de Pol. Al de arrestanten werden eerst overgebracht naar een kazerne in Ermelo, maar al snel overgeplaatst naar het hoofdkwartier van de SD in Apeldoorn: de Koning Willem III-kazerne. Daar werden ze op sadistische wijze verhoord, met name Janny Tijssen en Aartjen Simon, de koeriersters. Namen werden er niet prijsgegeven. Henny had in haar jaszak een klein notitieblok en daar kon ze aantekeningen in maken van hun 4 maanden durende gevangenschap, niet alleen van hun verblijf in Apeldoorn en Doetinchem, maar ook van de korte tijd die ze nog doorbrachten in Kamp Westerbork. Ruim veertien dagen zaten ze daar opgesloten. Bij het naderen van de geallieerde troepen vluchtte de kampcommandant Konrad Gemmeker op 11 april 1945. Op diezelfde dag werden vanuit Kamp Westerbork 116 vrouwen, waaronder de dames Tijssen, onder bewaking, lopend op transport gesteld richting Groningen, dat toen nog als laatste bolwerk gold van de Duitse bezetter. In de buurt van Grijpskerk werden ze door de Canadezen bevrijd. In haar notitieboekje noteerde Henny Tijssen: ‘Vrijdag 13 en zaterdag 14 april om half zes vrij (onderstreept!) Zondag 15 april naar de kerk. Foto gemaakt van de Tommies. Een warm bad gehad. Naar de kapper, 3 moffenmeiden geknipt en volop eten. Slapen bij de weduwe H. Oldenkamp, gegeten, feest. […] Woensdag 18 april foto’s met Prins Bernhard, de bevelhebber van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.’ Op deze 18e april werd ook ons dorp door de Canadezen bevrijd. De terugreis verliep weer over Westerbork, dat toen dienstdeed als opvangkamp.

 

Op 21 april waren Jans Tijssen en haar beide dochters weer in Putten en werd het gezin herenigd. Hun huis was leeggeplunderd, maar de woning was gelukkig wel gespaard gebleven tijdens het in brand steken door de Duitsers van een deel van Putten. In hun buurt waren de nodige huizen in de as gelegd. Koningin Wilhelmina was zeer begaan met het lot van Putten, ‘het dorp van de weduwen en de wezen’. Hare Majesteit bezocht op 4 juli 1945 op haar eigen verzoek ons dorp. Eerst werd er een bezoek gebracht aan het toenmalige gemeentehuis aan het begin van de Stationsstraat. Daar werd koningin Wilhelmina opgewacht door waarnemend burgemeester G.J. Numan, zijn voorganger de veearts C. Vervoorn en de waarnemend wethouders W. van Ganswijk en K. Bos. Een grote menigte was samengestroomd om onze koningin hartelijk te verwelkomen. Uit volle borst werd het volkslied gezongen. Later op de dag bezocht de koningin meerdere mensen in het dorp. Zo werd er een bezoek gebracht aan de verzetsman Piet Oosterbroek, die invalide geworden was. Ook enige teruggekeerden werden aan haar voorgesteld. Tot slot bezocht ze de weduwe Van Koerten, die naast het verlies van haar man ook haar huis verloren had, en bracht ze een bezoek aan de familie Tijssen. Voor moeder Tijssen en haar kinderen was dit een grote verrassing. De koningin had te horen gekregen dat zowel mevrouw Tijssen als haar beide dochters gearresteerd waren en de gevangenkampen hadden overleefd. Zeer geïnteresseerd luisterde ze naar de verhalen van de dames Tijssen.

 

Na de oorlog probeerde de familie Tijssen de draad weer op te pakken. Dochter Janny trouwde met politieman Bertus Kiks en verhuisde naar Utrecht. Zoon Henk huwde Corry Fraanje en bleef in Putten wonen en werken als postbode. Dochter Henny trouwde met groenteboer Jan Smink en trok in bij haar moeder. Moeder Tijssen en Henny hebben nog een tijdlang de petroleumzaak voortgezet. Mevrouw Tijssen kreeg steeds meer klachten en dochter Henny werd jarenlang haar liefdevolle mantelzorger.

 

Jans Tijssen en haar beide dochters wisten van aanpakken. Deze moedige vrouwen voelden zich geroepen te strijden tegen het onrecht van de nazi’s. Als gevolg van hun verzetsdaden moesten ze boeten met een maandenlange opsluiting, o.a. in Kamp Westerbork, die ze gelukkig alle drie hebben overleefd. Jaren later kregen de dames Tijssen alsnog het Verzetsherdenkingskruis uitgereikt.

 

Bronnen:

Interview met Nant Smink op 6 juli 2017 en 21 februari 2018 in Putten

Madelon de Keizer, Putten de razzia en de herinnering, Amsterdam, 1998

Th. A. Boeree, brief van 3 januari 1950

Th. A. Boeree, Kroniek van Ede gedurende de bezettingstijd, Arnhem, 1983

Klaas Friso, Putten Kroniek 1940 – 1945, Barneveld, 1990

 

Auteur: Evert de Graaf

 

 

 

 

 

 

Andere relevante verhalen

©2018 - Verhaal van Putten is een initiatief van de gemeente Putten

Disclaimer | Privacyverklaring

Ontwerp: INZPIRE Communicatie | Webdevelopment: Haagen Internet

Deze site gebruikt cookies

Accepteren

Bekijk ons privacy-beleid.