Leo Bijnagte ©
Leo Bijnagte is in Haarlem geboren in 1943 en er opgegroeid. Als twintiger verhuist hij met zijn gezin naar Putten vanwege zijn nieuw verworven baan bij de gemeente als buitendienst medewerker. Bijnagte vertelt over de gemeentelijke cultuur van de jaren zeventig en tachtig in Putten. Hij maakte drie burgemeesters mee.
Compleet anders
Ik heb in mijn werkzame leven drie verschillende burgemeesters meegemaakt. Alle drie waren ze compleet anders. Van Putten was de derde burgemeester die ik mee maakte. Een spontane burgemeester die veel contact maakte en bij veel gebeurtenissen mensen opzocht in Putten. De eerste burgemeester die ik meemaakte was Quarles van Ufford. Het ging er in die begintijd van mijn carrière heel anders aan toe als tegenwoordig.
Hij wist alles
Quarles van Ufford was een jonkheer, een bijzondere man en altijd chic gekleed. Ufford had grote voorkeur voor het koninklijk huis. Was Prinses Beatrix jarig, dan kregen we als gemeenteambtenaren een vrije middag. Hij kwam ons dat dan persoonlijk meedelen. Als het heel hard vroor, kregen we ook altijd een middag ijsvrij. In die tijd kon dat gewoon. Toen onze jongste werd geboren, overleed mijn vrouw bijna. Zij moest ‘s nachts nog geopereerd worden. Ik ging het kind aangeven om negen uur ‘s morgens op het stadhuis. Daar kwam Quarles aan. Hij zei: ‘Ah, meneer Bijnagte, gefeliciteerd. Hoe is het met uw vrouw, gaat het?’ Ik dacht: ‘hoe weet hij dat nou’? Hij wist van heel Putten alles.
Jenever
In de jaren zeventig stond er bij elke afdeling in het gemeentehuis een fles jenever in de lade. Toen ik afdelingschef werd kwam de wethouder bij mij en hij zei: ‘Ik kom je feliciteren’. Ik zei: ‘Hoezo, waarmee?’ Hij zei: ‘Dan moet je me eerst een borrel inschenken’. Er werd ook regelmatig buiten het werk om geborreld, bijvoorbeeld op vrijdagmiddag door de afdelingschef en wethouders in het koffiehuis bij het station. Burgemeester Berkhout heeft daar rigoureus veranderingen in aangebracht. Ik was daar wel blij mee, maar anderen vonden het moeilijk en waren er aan gewend. Berkhout was een heel goed bestuurder, diplomaat, en bovendien een heel aardig mens.
Arbeidsmigranten
In de tachtiger jaren kwamen er arbeidsmigranten, vooral Turkse mensen, naar Putten. Zij werkten voornamelijk bij slachterijen in de buurt. Sommige mensen accepteerden ze niet en dat ontketende acties. Dat de Turken daar niet mochten wonen en niet in Putten thuishoorden. We hadden in die dagen gelukkig een bestuur en burgemeester die daar dwars voor ging liggen. Berkhout ging ze ook gewoon opzoeken. Ik hoor het hem nog zeggen: ‘Als wij uw gedachtegoed overnemen, dan mag er niemand anders dan Puttenaren in Putten wonen. Deze mensen moeten geholpen worden, deze mensen werken voor ons, die moeten onderdak hebben. U kan zeggen wat u wilt en actie voeren wat u wilt, maar ze komen er wel te wonen. Wij bewaken dat u ze niet verkeerd behandeld’. Dat is allemaal gelukkig aardig op zijn pootjes terecht gekomen. Dat was wel een moment in een tijd.