zoek bewaard kaart contact

Home verhalen ‘Het is nooit meer uit geweest’

‘Het is nooit meer uit geweest’

Jeugd, liefde en werk op een Veluwse boerderij

Jan en Alie van Beek (CC BY-SA Erfgoed Gelderland)

Jan (1937) en Alie (1942) van Beek groeiden allebei op in Putten. In 1964 zijn ze getrouwd. Samen namen ze de boerderij van Jans ouders over, waar ze allebei werkten. “De ouders zijn ernaast gaan wonen, daar waar nu onze zoon woont. Toen stond daar een noodwoning. We wilden absoluut niet ergens bij in gaan wonen.”

Periode:
1930-heden
Thema:

Diermen

Alie: “Mijn familie had een klein boerderijtje in Diermen. Ik ging naar de mavo. Ik mocht gaan leren, noemden ze dat toen. We waren met vijf kinderen. Mijn oudste zus kreeg op haar 12e tbc. Op het vervolgonderwijs was er een uitbraak op school. Dan moest je kuren in Sonnevanck in Harderwijk. Zij is daar drie jaar geweest. Mijn broer kreeg in de oorlog polio. Dat gebeurde ook in heel Nederland, dus ook hier in Putten.

Zij kwamen daardoor verder niet aan leren toe. Ze zijn allemaal heel goed terecht gekomen, hoor. Mijn broer is wel mank gebleven. Een broer onder mij is jong overleden, die is maar 48 geworden. Mijn moeder is verongelukt toen ze 44 was. Zij is in 1958 doodgereden bij de Oldenallerbrug, zondagavond van de kerk af. Op mijn 16e had ik al geen moeder meer. Ik had nog twee broers, een van tien en een van acht onder mij.

Eerst heeft mijn zus het huis gedaan. Toen zij getrouwd was, ben ik nog even voor ons trouwen thuis gekomen om te helpen. Mijn vader is gelukkig na zeven jaar weer opnieuw getrouwd. Dat was fantastisch. Mijn vader was 60, mijn tweede moeder 62 en ze zijn nog 32 jaar getrouwd geweest. Dat is toch heel apart? Je zal mij nooit een verkeerd woord horen zeggen, als iemand voor een tweede keer gaat trouwen.”

Twee keer trouwen

Alie: “Ik ben op mijn 18e al een keer getrouwd met een vriend van hem in Putten. Dat was een boerenbruiloft. Het hele marktplein was vol. Wij hebben allerlei mensen zelf uitgenodigd, zo ook de burgemeesters, dokters en notabelen. Een week van tevoren moest je die allemaal langs. Toen we echt trouwden, zei de ambtenaar 'De bruid trouwt voor de tweede keer.' Die ambtenaar had ons echt openbaar op het marktplein getrouwd.”

Jan: “We hebben het altijd leuk gevonden om de folklore een klein beetje in stand te houden, dat hebben we altijd gehad. Ook al voordat we naar de boerendansers gingen en voordat we getrouwd waren.”

Alie: “We zaten bij een boerenjongerenorganisatie. Van daaruit ben ik de bruid in klederdracht geweest. Toen heb ik die klederdracht dus al aangehad. We hadden net verkering. Dat was heel apart, dat ik met je vriend Jaap ging trouwen en niet met jou.”

Jan: “Het was via een toneelvereniging. Van daaruit werden die rollen verdeeld. Ik mocht de zaak daar aan elkaar praten.”

‘Leuk als je eens iemand had’

Alie: “Jij zat nog bij de rijvereniging toen we trouwden. Wij zijn nog getrouwd met paard, met de koets-rijvereniging erbij. Dat is nu 55 jaar geleden. Jij zat op de jongensvereniging en ik op de meisjesvereniging. 's Zomers gaan die verenigingen samen een dag uit. Toen zeiden ze al: 'Het zou eens leuk wezen als je eens iemand had.' Ik ging zaterdagavond naar mijn vriendin in Ermelo op de fiets en jij was met je vriend ergens in de Nijkerkerstraat. Jij zei toen tegen Jaap: 'Dat is er eentje, die ga ik nemen.'

Jan: “Als je die meid ziet, die breng ik vanavond naar huis toe. Mijn vriend zei: 'Zullen we doen wie er het eerst bij is?' Alie komt daar vandaan aan fietsen. De een ging er tegenin en de ander reed vooruit. Ze kwamen zo naar mij toe fietsen. Het was klaar en het is nooit meer uit geweest.”

Een klein beetje verkering

Alie: “Ik was 16 en jij 21. Jij was weer met mijn aanstaande zwager bevriend, maar ik kende je verder totaal niet. Ik ging naar school in Diermen en hij in Hoef. Twee buurtschappen van elkaar. Ik moest 's avonds om half tien en 's zondags om negen uur thuis wezen, omdat je 16 bent. Tegenwoordig geldt dat niet meer.”

Jan: “Dat was zo mooi. Toen we een klein beetje verkering kregen, kwam ik 's avonds om tien uur thuis. Op z’n laatst. En ik was heus geen lieverdje aan de weg. Mijn vader kon dat heel goed door de ogen zien. Wel moest ik 's morgens weer op tijd bij de les zijn, want er moest worden gemolken. Toen ik eens om tien uur thuis was, zei hij: 'Ben je ziek? Of heb je verkering? Wat is eraan de hand?' Ik zeg: 'Er is niets aan de hand, ik ga lekker naar bed.' Zodoende...”

Alie: “Ik mocht niet later thuis komen. Ik moest om half tien thuis zijn. Dat heb je als je 16 bent. We waren best jong toen we trouwden. Ik was 21 en hij 26. Voor toen was dat als vrouw nog wel jong. Maar we hadden vijf jaar verkering, dus dat was prima.       We hebben samen de boerderij van Jans ouders overgenomen. De ouders zijn ernaast gaan wonen, daar waar nu onze zoon woont. Toen stond daar een noodwoning. We wilden absoluut niet ergens bij in gaan wonen.

Een Veluwse boerderij

Jan: “Het was echt een Veluwse boerderij, uit 1864. In 1979 is de boerderij afgebrand en in 1980 hebben we hem voor de schuur opgebouwd. De schuren stonden ertussen, die hebben we later afgebroken. Wij zijn toen naar deze kant gegaan. We zitten hier nu alweer 39 jaar. Het gaat hard.”

Alie: “Ik ben er meteen op de boerderij bijgekomen, want ik werkte in de apotheek. Op de boerderij was het melken en ik heb altijd meegeholpen. 's Ochtends voordat we de kinderen riepen waren we al aan het voeren en melken geweest. Je at met de kinderen, ze gingen naar school en je was er weer als ze thuiskwamen.

Mijn schoonouders wilden altijd oppassen. Wij hebben veel kunnen blijven doen, doordat jouw ouders op wilden passen. Om zeven uur zaten zijn ouders al bij ons. Wij waren dan nog niet klaar. Je ging niet voor acht uur. Die mensen wilden om half elf hartstikke graag naar huis. Het was soms best gezellig op een feestje... In die tijd moest ik soms zeuren: 'Kom op, we moeten weg, je ouders zitten te wachten.' Toen we geen oppas meer nodig hadden, heb je mij nooit meer horen zeggen: 'Kom wij moeten naar huis.'”

Jan: “Welnee, dat moet ik dan zeggen.”

Openluchtmuseum

Alie: “We deden het werk op de boerderij samen. We zijn meteen uit gaan breiden. Het eerste jaar hebben we de varkensschuur erbij gebouwd. We hebben er zelf veel aan mee geholpen. Na elf maanden was Greet er. Jij bent later nog eens een dag in de week naar de poelierswijk in Amsterdam geweest, met je zwager mee. 

Toen ik 28 was, hadden we alle drie de kinderen. Wij hebben uitgebreid met schuren. Daar liepen we best op voor. Wij hebben al heel vroeg zo'n grote mestsilo gebouwd. Uit Amerika kwamen mensen hier op excursie naar die mestsilo kijken. Veel van de voorlichting kwam aan huis, wat ook leuk was. Daar leerde je ook van alles. Ze kwamen met die Amerikanen. Die mensen dachten dat ze in een openluchtmuseum kwamen.”

Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Jan en Alie van Beek is geschreven door Tim Stapel, op basis van een interview in januari 2019.

Andere relevante verhalen

©2018 - Verhaal van Putten is een initiatief van de gemeente Putten

Disclaimer | Privacyverklaring

Ontwerp: INZPIRE Communicatie | Webdevelopment: Haagen Internet

Deze site gebruikt cookies

Accepteren

Bekijk ons privacy-beleid.