Alie van den Brink – Posthouwer is geboren in 1927. Ze is opgegroeid in Putten in een gezin met vier kinderen. Ze is dertien als de Tweede Wereldoorlog begint.
Het verhaal van Alie van den Brink-Posthouwer – deel I
Alie van den Brink – Posthouwer is geboren in 1927. Ze is opgegroeid in Putten in een gezin met vier kinderen. Ze is dertien als de Tweede Wereldoorlog begint.
“Ik kan me het begin van de oorlog nog herinneren. Maar bij ons is niet gevochten of zoiets hoor. In het begin veranderde eigenlijk niks. Die moffen stonden en liepen er. Voor de rest deden ze ons geen kwaad, aan gewone mensen. Later dan krijg je dat van die razzia, maar dat is heel iets anders. De luchtgevechten vond ik ook vervelend, want wij waren toen inmiddels op de Stationsstraat gaan wonen. Er werden treinen beschoten. We zaten er een eindje vanaf hoor, maar ik hoorde het wel. Die hulsjes van het schieten hoorde je zo op de grond vallen. Als er luchtgevecht was en ze zo‘n trein beschoten, dan gingen soms twee of drie van die vliegtuigen in de rondte en dan schoten ze.
Ik weet nog dat ik een keer na zo‘n beschieting dacht: ik ga kijken. Op de fiets ging ik naar het station, een landweg op. Ja, ik dacht later: had ik het maar nooit gedaan. Het was echt zo‘n verlaten weg. Die mensen die beschoten waren, waren uit die trein allemaal op de weg gelegd. Ik vond het een stuk ellende. Ik stond er aardig kort bij met de fiets. Als je dan zo‘n weg ziet die vol ligt met mensen… Dood of levend: dat kon ik niet zien. Ja, dat vond ik wel erg. Zo ver ik zien kon. Had ik het maar niet gedaan. Maar ja, daar ben je kind voor. Toen ben ik op huis aan ging, kwam een mof mij voorbij rijden. Die ging iets verderop in de lucht schieten. Hij was kwaad, maar er was geen vliegtuig meer te zien natuurlijk. Maar wat er in de hoofden van die mensen om gegaan is?
Verder heb ik me niet zo benauwd gevoeld. In het gezin ging het allemaal goed. We konden nog bij de boeren melk halen. Zeker drie keer in de week moest ik naar Steenenkamer. Dan moest ik ook weer oppassen, want ik moest over het station heen. Dan ging ik een heel eind ervoor al luisteren. Geen vliegtuigen? Nou, dan gaan we door. Ik had een stuk of drie goede bekenden. Op vrijdag kon ik een fles melk krijgen bij een boer. Bij die andere mensen kon ik wel twee keer in de week een paar liter melk krijgen. Dat ging in de tas achterin. Ze hebben me nooit aangehouden. Maar dat is er wel een hoop geweest hoor, dat ze allerlei dingen uit de tassen haalden. Daar hebben we het wel goed mee gehad, omdat we op de Stationsstraat woonden tegen de zeekant aan: dat waren allemaal boerderijen. Daar leerde je elkaar toch wel kennen. Ik heb nooit erg veel hoeven te betalen ervoor. Ik weet nog wel dat de buurvrouw van de wasserij iedere keer een emmer met kolen bij de heg zette. Die zette ze neer voor ons gezin om in de kachel te doen zodat het lekker warm was. Elke keer had ze weer een emmer neergezet. Al dat soort dingen: we zijn er heel wonderlijk allemaal doorheen gekomen.”
Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Alie van den Brink-Posthouwer is geschreven door Lisanne Vroomen, op basis van een oral history-interview, afgenomen door Lian van der Zon in april 2019.
©2018 - Verhaal van Putten is een initiatief van de gemeente Putten
Disclaimer | Privacyverklaring
Ontwerp: INZPIRE Communicatie | Webdevelopment: Haagen Internet