Als jonge jongen maakte meneer De Roij (1929) de oorlog en de razzia in Putten mee. Tegenwoordig woont hij in Zwijndrecht, waar hij zijn herinneringen aan deze periode heeft opgeschreven.
Home verhalen Vanuit een hoge dennenboom heb ik het dorp zien branden
Herinneringen aan Putten
Als jonge jongen maakte meneer De Roij (1929) de oorlog en de razzia in Putten mee. Tegenwoordig woont hij in Zwijndrecht, waar hij zijn herinneringen aan deze periode heeft opgeschreven.
Het was zondagmorgen 1 oktober toen er aan werd gebeld. Aan de voordeur stonden een politieagent en een Duitser met de mededeling dat mannen en vrouwen zich moesten melden bij de kerk. Er waren op dat moment drie mannen in huis. Mijn vader was onderwijzer in Huinen en de anderen waren de heer Raaijen en er was nog een familielid van de heer Raaijen, de heer Smit.
Mijn vader en deze personen gingen naar de kerk en daar werden mannen en de vrouwen gescheiden. De vrouwen en kinderen moesten de kerk in en de mannen moesten naar de Eierhal. Bij de kerk aangekomen zagen wij een aantal mannen tegen de muur staan. Deze zouden worden gefusilleerd als de daders van de aanslag zich niet zouden melden. Later werd de mededeling gedaan dat de vrouwen en kinderen naar huis mochten en de volgende morgen terug konden komen met eten voor de mannen. Voor de nacht werden de mannen bijeen gebracht in de kerk.
Toen wij thuis kwamen was ook de heer Smit weer thuis vanwege papieren waarmee hij aan kon tonen dat hij longpatiënt was. De volgende dag keerden we terug naar de kerk. Daar aangekomen werden de vrouwen en kinderen weer de kerk ingevoerd en kwam de mededeling van Fullriede dat het dorp platgebrand zou worden en de mannen op transport worden gesteld. De trein stond al klaar. Tijdens het transport mocht niemand op straat of voor de ramen staan. Wij hebben toch stiekem gekeken want ze kwamen voor ons huis in de Dorpsstraat voorbij. Het was een zeer triest gezicht de mannen te zien lopen tussen zwaar bewapende soldaten.
Ondertussen werd het bekend dat er nog gelegenheid was om naar het station te gaan om afscheid te nemen. Mijn moeder had geluk want zij kreeg van vader nog een briefje waarop stond dat het wel Kamp Amersfoort zou worden. Na terugkomst van mijn moeder hebben wij alles wat belangrijk was mee genomen en zijn tegen de orders in naar de Voorthuizerstraat gegaan waar mijn grootouders een kruidenierszaak hadden. Vanuit een hoge dennenboom heb ik het dorp zien branden. Toen wij de volgende dag terug kwamen stond ons huis nog zoals wij het verlaten hadden.
Op 3 oktober werd er gebeld en stond het hoofd van de politie aan de deur. Of wij gelegenheid hadden een gezin van vier personen – man, vrouw en twee kinderen – onderdak te verschaffen. Na enig overleg werd er besloten dat de familie kon blijven. Op dat moment wist mijn moeder nog niet dat het om een joodse familie ging. Later toen zij bij ons waren werd dat pas bekend. Ze liepen gewoon op straat; als er ‘s avonds gebeld werd ging de heer Namenwirth naar de deur om te kijken wie er aanbelde. Het was wel bekend dat het een joodse familie was maar niemand zei er iets van. De knecht die bij de buren werkte was NSB’er, maar zelfs hij heeft nooit iets gezegd. Deze mensen zijn gedurende de hele oorlog bij ons geweest. Op een moment moest de jongste zoon insuline hebben dus iemand moest in spertijd naar de dokter om insuline te halen. Gelukkig liep het goed af.
Het leven werd helemaal omgegooid, je moest alles omzetten. Want alles kwam nu op mijn moeders schouders. Zij moest allerlei beslissingen nemen die mijn vader anders nam. Maar dat ging goed. Ze had grote steun aan de heer J. Nuyenhuis; een goede huisvriend. Het dorp was in diepe onwetendheid gehuld, want men wist niet wat er met de afgevoerde mannen ging gebeuren.
Op een geven moment kwamen er mensen terug uit Kamp Amersfoort. Er werd medegedeeld dat de mannen afgevoerd werden naar concentratiekampen in Duitsland. Toen wist men al dat dit wel eens het einde kon zijn. Op een gegeven moment werden de namen van mannen die overleden waren bekend gemaakt, hetgeen het dorp in diepe rouw wikkelde. De verslagenheid was zeer groot en dat was heel goed te merken. Men ging troost zoeken bij elkaar. De familie Namenwirth is de hele oorlog bij ons gebleven hetgeen een hele steun is geweest.
Het eerste jaar dat de mannen weggevoerd waren en met de Kerstmis werd het gemis erg gevoeld. Dat gevoel bleef nog een lange tijd. Jaren later, na afloop van de oorlog, kwam de heer Nijenhuis met de bezittingen van mijn vader. Dezen waren via het Rode Kruis uit Frankrijk teruggekomen. Omdat wij van oorsprong uit Frankrijk kwamen en een Franse naam hebben, zijn zijn bezittingen via het Franse Rode Kruis naar Nederlandse gekomen. Dit was een bijzondere verrassing, want er was nooit bedacht dat er ooit nog eens iets terug zou komen. Het pakket bestond uit een paar gouden manchetknopen, vulpen en zakhorloge. Waar wij zeer blij mee waren.
Geschreven door C.M. de Roij, 2019
©2018 - Verhaal van Putten is een initiatief van de gemeente Putten
Disclaimer | Privacyverklaring
Ontwerp: INZPIRE Communicatie | Webdevelopment: Haagen Internet